De bedeling der genade Gods is ook die van de verborgenheid. Daarin wordt alleen aan gelovigen Christus’ heerlijkheid geopenbaard. Profeten kondigden die aan, maar pas na Zijn opstandig viel de bedekking over wat zij zeiden weg voor wie één met Hem werden. Zijn koninkrijk op aarde is nog niet aangebroken, al proberen velen het zichtbaar te maken (in de rooms katholieke traditie zelfs door een aardse plaatsvervanger van Christus te benoemen). In werkelijkheid verzamelt de Heer nu een geestelijk volk voor Zijn naam. Pas daarna richt Hij ‘de vervallen hun van David’ weer op. Het Nieuwe Testament geeft licht op het Oude, waarin de toekomst wel werd beschreven, maar niet geopenbaard. Paulus onderbouwt dan ook al zijn beweringen, door hem ook ‘mijn Evangelie’ genoemd, met Oudtestamentische teksten. Hij laat bijvoorbeeld zien hoe de verbintenis van Adam en Eva al verwees naar die van Christus en Zijn Gemeente, waarin heidenen mede-erfgenamen van Hem zijn. Joden én heidenen die tot geloof komen, behoren tot één en hetzelfde lichaam: de Gemeente als ‘woonstede Gods’. De positie van de Gemeente is in heel het Oude Testament verankerd.
“Maar wij spreken de waarheid Gods in verborgenheid.”
Bijbelstudie Ab Klein Haneveld – mp3 audio
https://www.bijbelspanorama.nl/audio/ https://www.bijbelstudie.nl/