Zoals de onrechtvaardige rentmeester in de gelijknamige gelijkenis werd ontslagen wegens niet goed beheren van de goederen van zijn heer, is ook het Joodse volk terzijde gesteld door de zijne. Aan dat volk waren Gods woorden toevertrouwd, maar het ontwikkelde zelf het Judaïsme, waarover de Heer klaagde. Het Woord ging naar de heidenen en Hij verzamelt zich nu een hemels volk, de Gemeente. De rentmeester in de gelijkenis ging na diens ontslag kennelijk creatief om met de schuldenaars van zijn baas en beeldt daarmee de overgang van het Woord naar de heidenen uit. Om die visie, zijn inzicht, werd hij achteraf geprezen. De gelijkenis gaat in feite over de tegenstelling tussen het Oude en het Nieuwe Verbond. Men kan niet twee heren dienen: zowel de wet, met Mozes als middelaar, van het eerste en de genade onder het tweede. Het Joodse volk was niet getrouw in het in de gelijkenis genoemde ‘minste’ – de wet – en zou dat daarom ook niet zijn in het ‘grote’ van de genade. Tot op de huidige dag staat zijn religie dat in de weg. Voor de krachteloos geworden wet is de kracht van Christus’ opstanding in de plaats gekomen.
“Geen huisknecht kan twee heren dienen.”
Bijbelstudie Ab Klein Haneveld – mp3 audio
https://www.bijbelspanorama.nl/audio/ https://www.bijbelstudie.nl/