Dat de Heere Jezus Christus het Hogepriesterschap onder het Nieuwe Verbond kreeg na Zijn opstanding uit de dood, staat in Hebreeën duidelijk en in andere Schriftgedeelten verborgen, zoals in Johannes 13, waar de voetwassing aan de orde komt. Als Hogepriester doet Hij een werk aan Zijn volk, de Gemeente, die deel heeft aan Zijn priesterschap. Hij doet een verzoenend werk en is trouw aan Zijn huis, zoals Mozes destijds aan het zijne. Toen de Heere Jezus de wereld met God verzoende, was dat geen hogepriesterlijk werk. Dat kwam pas daarna, een Bijbelse waarheid die men helaas kwijt raakte. Door wat Christus als Hogepriester nu doet, worden gewetens van gelovigen gereinigd. Het betekent dat God door het werk van de Hogepriester hun zonden niet meer gedenkt en zij Hem mogen dienen. Dat niet doen, omdat men in zondige staat verkeert, is een drogreden. Veel christenen blijken, anders dan Hij, hun zonden nog wel te gedenken. Hun lichaam ten dienste van Hem stellend, ontmoeten gelovigen elkaar bij de troon van Zijn genade.
“En Hij begon de voeten der discipelen te wassen en af te drogen.”
Bijbelstudie mp3 audio
https://www.bijbelspanorama.nl/audio/ https://www.bijbelstudie.nl/