CHERUBS EN SERAFS
En Hij dreef de mens uit; en stelde cherubim tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens. Genesis 3 : 24 info
De serafs stonden boven Hem; een iegelijk had zes vleugels; met twee bedekte ieder zijn aangezicht, en met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij. Jesaja 6 : 2
Vanaf diverse plaatsen in de Bijbel komen de begrippen cherubim en cherafs tot ons. Het zijn vernederlandste woorden, waarbij het voor velen ophoudt bij een paar vage ideeën over deze wat mysterieuze wezens. Ook encyclopedieën en woordenboeken geven geen helder beeld en komen niet veel verder dan “engelachtige wezens”. Zoals altijd geeft de Bijbel zelf wel voldoende inzicht over deze “cherubim” of “cherubs” en “serafs” of “serafim”. Het wordt duidelijk dat het niet gaat om echte bestaande wezens. Ze worden ons getoond om een symbolische voorstelling te geven in verband met het bewaken van de troon van God. Zij bewaken als het ware de weg naar de troon. In het geval van Genesis 3 bewaken zij de weg naar de boom des levens, maar dé Boom des Levens is Christus op Zijn troon, de Verheerlijkte.
De inhoud van deze Bijbelstudie is een uitwerking van een onderwerp dat eertijds in de Bijbelstudie over Genesis
-info-
besproken is. Ongetwijfeld zullen de benamingen “cherub” en “seraf” de meeste Bijbellezers bekend in de oren klinken. Misschien heeft men er over gezongen (bijvoorbeeld Psalm 80 en 99 berijmd). Velen onder ons hebben echter vaak niet meer dan vage ideeën over deze wat mysterieuze wezens die vanaf diverse plaatsen vanuit de Bijbel tot ons komen. Ook encyclopedieën en woordenboeken zijn hierover nogal vaag en komen soms niet veel verder dan “engelachtige wezens”, zoals bijvoorbeeld “cherubijntje” uit het gedicht “Constantijntje” van Vondel. Zoals uit deze Bijbelstudie blijkt, komt de verklaring van cherubs en serafs uit de Bijbel zelf. 22 Toen zeide de HEERE God: Ziet, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid. In vers 23 staat uitdrukkelijk bij dat die mens uit de aardbodem is. Hij is daarom inderdaad aards en draagt alle kenmerken van die aarde. In de voorgaande verzen werd gezegd dat de aarde vervloekt was (vers 17). Daaruit volgt meteen dat diezelfde vloek eveneens rust op de mens die immers uit de aarde afkomstig is. Zo zond de Heere God hem weg uit de hof van Eden, om den aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was; Genesis 3 : 23 De aardbodem bebouwen hoefde hij (Adam) in de hof niet, daarbuiten kennelijk wel. De bebouwing van de aarde gebeurde pas buiten de hof, dat staat hier:”…, om de aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was”. Daartoe werd hij uit de hof van Eden gezonden. Een andere specifieke reden werd in vers 22 genoemd, waar staat: …. Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid. Genesis 3 : 22b Het is óf de boom der kennis des goeds en des kwaads óf de boom des levens. Het is leven óf onder de wet (kennis des goeds en des kwaads) óf leven onder de genade; het is één van beide. Als men het één doet, mag men het ander niet. Dat is één van de redenen waarom Adam uit de hof verdreven werd. Opdat hij met zou eten van de boom des levens om vervolgens te leven in eeuwigheid. En Hij dreef de mens uit; en stelde cherubim tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens. Genesis 3 : 24 Er staat “En Hij dreef de mens uit; en stelde cherubim tegen het oosten …”, en meteen werd er gezegd,”… en een vlammig lemmer eens zwaards,…”. Er was in ieder geval een zwaard meteen vlammend lemmer. Het keerde zich (om) en het draaide zich op één of andere wijze. Vandaar waarschijnlijk de gedachte dat er één engel stond bij de uitgang danwel de ingang, maar in ieder geval bij het hek van de hof. Er is sprake van één zwaard. Die gedachte heb ik op grond van allerlei afbeeldingen die er van deze situatie gemaakt zijn. Men ziet gewoonlijk één engel afgebeeld met één zwaard. Daar staat echter “cherubim” (meervoud). In de eerste plaats moeten we vaststellen dat het geen Nederlands woord is. Dat zijn we langzamerhand verleerd omdat er al 350 jaar “cherubim” staat in de Nederlandse vertaling (Statenvertaling). Het neemt niet weg dat, hoewel we er aan gewend zijn, het toch een Hebreeuws woord is dat gewoon uit die taal is overgenomen. Eigenlijk is er ook geen Hebreeuws woord voor, want als je vraagt wat betekent “cherubim”, blijven wij het antwoord schuldig. Niemand weet ook wat dat is. In de Bijbel beeldt men “cherubim” dan uit in de gedaante van engelen met vleugels. U zult zeggen: ‘Oh, zijn het engelen, dan weten wij dat,’ maar dan weten wij natuurlijk nog niks. We doen dan tekort aan de vertalers, want die hebben niet voor niets het Hebreeuwse woord laten staan. Men heeft het namelijk laten staan, omdat er inderdaad geen Nederlands begrip is wat dit woord dekt. Ze hadden ook geen enkel vermoeden wat het eventueel wél zou kunnen zijn. Dus hebben ze het begrip gewoon onvertaald gelaten. Ze hebben zelfs – heel goed – de Hebreeuwse meervoudsvorm laten staan. Want het enkelvoud is “cherub”, en het meervoud is dan “cherubim” in het Hebreeuws. Als we het als Nederlands woord zouden beschouwen, zou het meervoud “cherubs” worden. Zo gebruiken we het later ook en komt het verderop in de Bijbel voor (zie bijvoorbeeld 1 Koningen 6 : 32 en Ezechiël 10 : 1). Men is aan het woord gewend, omdat het vernederlandst is en daarom gebruiken wij de Nederlandse meervoudsvorm. Maar in Genesis 3 is men er nog niet aan gewend en laat men zelfs het Hebreeuwse meervoud staan en blijft het dus “cherubim”: …; “en stelde cherubim tegen het oosten des hofs …”.Wat zijn die “cherubim”? Je kunt wel zeggen dat het engelen zijn, maar dat weten we dan zeker van de foto. Ik zou niet weten waar in de Bijbel staat dat het engelen zijn. Ik heb het nog nooit kunnen vinden. “Cherubs” worden later in de Bijbel genoemd bij verschillende gelegenheden. Soms worden ze beschreven zonder dat ze als “cherubs” worden aangemerkt. Wij vinden ze terug in Ezechiël 10. 1 Daarna zag ik, en ziet, boven het uitspansel, hetwelk was over het hoofd der cherubs, was als een saffiersteen, als de gedaante van de gelijkenis eens troons; en Hij verscheen op dezelve. In vers 5 staat over “cherubs”: En het geruisch van de vleugelen der cherubs werd gehoord tot het uiterste voorhof, als de stem des almachtigen Gods, wanneer hij spreekt. Ezechiël 10 : 5 In verband met de vleugelen zegt men: ‘Het zijn dus engelen.’ Dat hoeft natuurlijk niet. Wij hadden vroeger thuis in een kooitje een beestje zitten dat ook vleugels had. Dat was geen “cherub”, maar een kanarie! Alles wat vleugels heeft, is daarom nog niet een “cherub”! Alles wat vleugels heeft, heet daarom ook niet een engel. Een Boeïng is geen engel en geen “cherub”, maar gewoon een vliegtuig met vleugels. We hebben hier te doen hebben met de verschijning van wezens, die aangeduid worden als “cherubs”. Ze worden beschreven in vers 14. En elkeen had vier aangezichten: het eerste aangezicht was het aangezicht eens cherubs, en het tweede aangezicht was het aangezicht eens mensen, en het derde het aangezicht eens leeuws, en het vierde het aangezicht eens arends. Ezechiël 10:14 Deze merkwaardige wezens met vleugels worden bovendien met handen beschreven, want dat staat in vers 7 en 8. Ze hebben vleugels, handen en een bepaald soort aangezicht, maar dat is steeds verschillend. Er worden in ieder geval vier verschillende aangezichten genoemd. Van deze wezens wordt gezegd: En aangaande de gelijkenis van hun aangezichten, het waren dezelfde aangezichten, die ik gezien had bij de rivier Chebar, hun gedaanten en zij zelven; zij gingen ieder recht uit voor zijn aangezicht henen. Ezechiël 10 : 22 Er wordt hier terugverwezen naar een eerdergenoemde verschijning van deze zelfde wezens. In mijn Bijbel staat boven het hoofdstuk “tweede verschijning der cherub”. Er wordt namelijk terugverwezen naar het visioen uit Ezechiël 1. Ik ben begonnen met hoofdstuk 10 te noemen om de eenvoudige reden dat we in hoofdstuk 1 wel een verschijning vinden van vier wezens, maar daarbij wordt niet gezegd dat het “cherubs” zijn. Daar worden ze beschreven als “dieren”. Het woord “dier” wordt dan gebruikt in de betekenis van “levende wezens”. We vinden de beschrijving van de aangezichten in vers 10: De gelijkenis nu van hun aangezicht was het aangezicht eens mensen, en het aangezicht eens leeuws hadden zij vier aan de rechterzijde, en ter linkerzijde hadden die vier eens ossen aangezicht; ook hadden die vier eens arends aangezicht. Ezechiël 1 : 10 In hoofdstuk 10 vers 14 staat dat die “cherubs” dezelfden waren als deze dieren uit hoofdstuk 1. Het belangrijkste zijn die vier aangezichten die beschreven worden. In Ezechiël 1 : 10 worden de “dieren” beschreven met de aangezichten van een leeuw, een os, een mens en een arend. Opmerkelijk is dat ze in hoofdstuk 1 “dieren” heten en in hoofdstuk 10 “cherubs”. In Ezechiël 10 : 14 worden de aangezichten beschreven als een leeuw, (het aangezicht van) een “cherub”, (het aangezicht van) een mens en (het aangezicht van) een arend. De volgorde is anders maar ik neem met opzet even deze volgorde. We moeten daarbij Ezechiël 10 : 22 in gedachte houden. Daar staat dat die “cherubs” dezelfde waren, helemaal, inclusief hun aangezichten, als de dieren uit Ezechiël 1. Daarna komen wij in Openbaring 4 terecht. De vier dieren in Openbaring 4 : 7 worden beschreven als leeuw, als kalf, als mens en als arend. Deze beschrijving uit Openbaring 4 komt het meest overeen met de letterlijke beschrijving in Ezechiël 1 : 10. De overeenkomst is duidelijk. Hoewel het één Grieks en het ander Hebreeuws is, worden beide vertaald met “dieren”. Het enige verschil is eigenlijk dat in Ezechiël 1 gesproken wordt over een os en in Openbaring 4 over een kalf. Ik zou niet weten wat voor tegenstelling daarin zou zitten. Je schrijft het anders, maar het kan natuurlijk best dat die os nog een kalf is. Een jonge os kan heel goed. Het komt volstrekt overeen. In Ezechiël 10 wordt niet de os of het kalf genoemd, maar een “cherub”; het aangezicht van een “cherub”. Dat levert helemaal geen problemen op, want hier wordt eigenlijk gewoon de joker ingezet, om het zo maar eens te zeggen. Wij weten toch niet wat het aangezicht van een “cherub” is, dus wat er ook staat, het maakt niks uit. Wij weten uit de vergelijking wat het normale aangezicht van een “cherub” is, namelijk dat van een os. Wat een os en wat een kalf is weten wij. Dus dat kan een os zijn. Wat een “cherub” is weten we niet, maar uit de parallel weten we het wel. Het is dus het aangezicht van een os. Dat kan niet missen. De overeenkomst is duidelijk. Het betekent dat de dieren in Ezechiël 1 en de dieren in Openbaring 4 “cherubs” ofwel “cherubim” zijn. Ik hoop dat u opgevallen is dat er in Ezechiël gesproken wordt over “cherubs”. Men heeft het woord in het enkelvoud vernederlandst en er daarna een Nederlands meervoud van gemaakt, omdat men inmiddels het begrip kent. Het verhaal is nog niet af, want die beesten komen nog ergens voor. In Ezechiël 1 : 6 blijkt dat de dieren vier vleugels hebben. De dieren in Openbaring 4 : 8 hebben zes vleugels, want dat wordt daar beschreven. In Ezechiël 10 : 21 wordt over vier vleugels gesproken. Hier vinden we geen tegenstelling, maar wel een verschil. In Openbaring hebben ze opeens zes vleugels. Waarom weet ik niet. Ik weet alleen dat de vleugels een uitbeelding zijn van hemelse dingen, vanwege het vliegen. Ik geloof dat er zoveel nadruk gelegd wordt op die vleugels, om aan te geven dat het inderdaad om geestelijke dingen gaat. Ik bedoel dat ook letterlijk zo. Ik geloof namelijk helemaal niet dat het om engelen ofwel om bestaande wezens gaat. Het is puur, enkel en alleen een symbolische voorstelling. Net als bijvoorbeeld de draak. Een draak bestaat toch ook niet? In afbeeldingen echter wel en daar gaat het maar om. Het gaat om de betekenis van dat plaatje. Zo is het ongetwijfeld met deze “cherubim” ook. Dat blijkt uit de beschrijving die ervan gegeven wordt, in met name Ezechiël 1 en Ezechiël 10, waar ze uitgebeeld worden bij de troon in heerlijkheid, de verheerlijkte troon: de troon der heerlijkheid van Christus. Ze zijn een uitbeelding van de heerlijkheid van Christus. Ik ga op dat begrip nog even verder in. Er is nog een overeenkomst. In Ezechiël 10 : 12 leest u over deze “cherubs” dat ze vol ogen zijn. Het eigenaardige is dat wij weten, omdat het letterlijk in de Bijbel staat, dat ogen een beeld zijn van geesten. En ik zag, en ziet, in het midden van den troon, en van de vier dieren, en in het midden van de ouderlingen, een Lam, staande als geslacht, hebbende zeven hoornen, en zeven ogen; dewelke zijn de zeven geesten Gods, die uitgezonden zijn in alle landen. Openbaring 5 : 6 In Ezechiël 10:12 staat “ze zijn vol ogen”. In Openbaring 4 : 8 staat ook dat “ze zijn vol ogen”. In vers 6 staat ook “… zijnde vol ogen van voren en van achteren”. In vers 8 staat het ook:”…, en waren van binnen vol oogen;…” Er blijken duidelijke parallellen te zijn. Het is niet allemaal precies hetzelfde, maar in het algemeen komt het wel overeen. Het verhaal is nog niet af, want er zijn nog enige dingen over te zeggen. In Jesaja 6 wordt over “serafs” gesproken. In Jesaja 6 : 1 wordt gesproken over de hoge en verheven troon van Christus. Dat komt overeen met de visioenen uit Ezechiël 1 en Ezechiël 10. Daar werd de heerlijkheid des Heeren gezien; een uitbeelding van de verheerlijkte Christus, zittend op Zijn troon. Een symbolische voorstelling van zaken. Eerst was er sprake van “dieren”, later van “cherubs”. Er werd ook gesproken over raderen. In Jesaja 6 : 1 staat: In het jaar toen de koning Uzzia stierf, zag ik den Heere, zittende op een hogen en verheven troon, en Zijn zomen vervullende den tempel. Jesaja 6 : 1 Dit is ook een visioen van de heerlijkheid des Heeren. Dat staat in vers 3. En de een riep tot den ander, en zeide: Heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen! Jesaja 6 : 3a Vers 3 wordt later aangehaald in Johannes 12 : 41 en dan staat er: Dit zeide Jesaja, toen hij Zijn heerlijkheid zag …. Johannes 12 : 41 Er wordt dus gesproken over de heerlijkheid van Christus. Hij heeft hun ogen verblind (dit zei Jesaja) en hun hart verhard; opdat zij met de ogen niet zien, en met het hart niet verstaan, en zij bekeerd worden, en Ik hen geneze. Johannes 12 : 40 Dat is letterlijk aangehaald uit Jesaja 6 : 9-10. Dit zeide Jesaja, toen hij Zijne heerlijkheid zag en van Hem sprak. Johannes 12 : 41 Jesaja zag “den Heere, zittende op een hogen en verheven troon, en Zijn zomen vervullende den tempel” (Jesaja 6 : 1). Vervolgens: De serafs stonden boven Hem; een iegelijk had zes vleugels; met twee bedekte ieder zijn aangezicht, en met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij. Jesaja 6 : 2 In dit schriftgedeelte wordt over “serafs” gesproken. Zij hadden zes vleugels. En de een riep tot den ander (= zij riepen tot elkaar), Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heirscharen! De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol! Jesaja 6 : 3 Dus zij riepen, wat wij noemen “het driemaal heilig”: “Heilig, heilig, heilig is de Heere”. Het aardige is dat precies dezelfde uitspraak in de mond gelegd wordt van de “cherubs” in Openbaring 4 : 8: En de vier dieren hadden elkeen voor zichzelven zes vleugelen rondom, en waren van binnen vol ogen; en hebben geen rust dag en nacht, zeggende: Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was en Die is en Die komen zal. Openbaring 4 : 8 Dat is het “driemaal heilig” in Openbaring 4. Er wordt ook bij gezegd waar het mee te maken heeft, waarom het driemaal heilig is. Dat is vanwege dat Hij is, dat Hij was en dat Hij komen zal. Het staat in verband met heden, verleden en toekomst, namelijk de onvergankelijkheid, de onwankelbaarheid van Jehovah, van Christus: Die is en Die was en Die komen zal, De Eeuwige, de Almachtige. Vandaar het “driemaal heilig”. De “serafs” in Jesaja 6 zeggen hetzelfde. Ze hebben hetzelfde aantal vleugels als de “dieren” in Openbaring 4. Het lijkt ons dus ook dat deze “serafs”, die hier gezien worden bij de troon der heerlijkheid van Christus in Jesaja 6, dezelfde zijn als de “cherubs” die gezien worden in Ezechiël 1 en Ezechiël 10 en in Openbaring 4 bij de verheerlijkte troon van Christus. We hebben het probleem dat we hadden nog wat uitgebreid. Het is iets groter geworden, want we vragen ons niet alleen af wat “cherubs” eigenlijk voor dingen zijn, maar we vragen ons natuurlijk ook af wat “serafs” zijn. Het probleem is echter niet veel groter geworden. We veronderstellen namelijk dat het om hetzelfde gaat. Wat betekent het begrip “cherub”? Daarvan weten we namelijk niet wat het is. We kennen het hele woord niet en het bestaat verder niet. “Seraf” is een bestaand Hebreeuws woord, dat is dus makkelijker te vinden. We lezen bijvoorbeeld in Ezechiël 1 : 5 en in Ezechiël 10 : 22 dat deze “cherubs” of “cherub”, in het enkelvoud, verschijnt aan de rivier Chebar. Dat is heel merkwaardig dat dat er uitdrukkelijk bijstaat. We hebben dat daarstraks al gelezen in vers 22 van Ezechiël 10: het was aan de rivier Chebar. Die woorden worden gevormd door dezelfde letters. “Cherub” wordt geschreven met een 20-200-2 en “Chebar” wordt geschreven met een 20-2200! Zodat we kunnen zeggen dat “cherub” eigenlijk een anagram is van “Chebar”. Een anagram is niet alleen maar een puzzel, hoewel het woord daarvoor gebruikt wordt. Het is een taalkundig verschijnsel waarbij letters verwisseld worden binnen het woord. Daardoor ontstaat wel een ander woord, maar de betekenis ervan verandert niet. Een mooi voorbeeld is het woord “leden” of “delen”. Het is precies hetzelfde, een lid of een deel is precies hetzelfde woord. De letters staan andersom, maar het maakt niks uit; het is volstrekt hetzelfde. Dit komt wel vaker voor. “Letterkeer” noemt men dat in gewoon Nederlands, maar officieel heet zoiets een anagram. “Cherub” blijkt een anagram te zijn van “chebar”. Het begrip “baruch” wordt geschreven met een 2-200-20. “Becher” of “bechoer” of “beker” wordt geschreven met een 2-20-200. Als we die woorden vergelijken, zal blijken dat de betekenis van al die woorden feitelijk hetzelfde is. “Baruch” staat voor “zegen”, of als werkwoord voor “zegenen” of als zelfstandig naamwoord “zegen” of “zegening”. “Bechoer” staat voor de Eerstgeborene, dat is één woord. Dat wil zeggen, Diegene met het eerstgeboorterecht, dat is Christus. De verwantschap die bestaat tussen “Baruch” en “Bechoer” is duidelijk, want de eerstgeborene is diegene die de zegen ontvangt. De zegen namelijk van het eerstgeboorterecht. Zo terugredenerend, geloof ik dat dat begrip “cherub” het anagram is van het woord voor eerstgeborene. Het is namelijk een verborgen (een omgekeerde) aanduiding van Christus, de Eerstgeborene. Dat kan niet missen, want die “cherubs” zien we steeds bij de troon en om de troon. Als er sprake is van de troon der heerlijkheid van Christus, dan wordt die troon geflankeerd door vier “cherubs”. Die vier “cherubs” zijn de uitbeelding van Christus de Eerstgeborene. De vier aangezichten van die “dieren” of “cherubs”, vinden hun parallel in de vier evangeliën: Matthéüs, Markus, Lukas en Johannes. Die volgorde heb ik ook gekozen. De Leeuw komt overeen met de Koning, zoals geschilderd in het Matthéüs-evangelie. De Os komt overeen met de Dienstknecht, zoals geschilderd in het Markus-evangelie. De Mens, dat is duidelijk, de Heere Jezus als Mens, zoals geschilderd in het Lukas-evangelie. De Arend is een beeld van God, of de Zoon van God in de hemel, zoals geschilderd in het Johannes-evangelie. We spreken van de vier aspecten van Christus, verdeeld over de vier evangeliën. Dat is geen enkel probleem, dat is een bekend gegeven. Dat betekent dus dat die vier “cherubs” een uitbeelding zijn van Christus Zelf. Waar een aantal “cherubs” voorkomen en ze worden geteld, blijken het er ook vier te zijn. Een enkele keer komen we ook wel eens een “cherub” alleen tegen. In Psalm 18 staat van de Heer dat hij reed op een “cherub” (Hij rijdt ook wel eens op een wolk). Die “cherub” spreekt ook inderdaad over Zijn Eerstgeboorterecht. En Hij voer op een cherub, en vloog; ja, Hij vloog snellijk op de vleugelen des winds. Psalm 18 : 11 Die “cherubs” zijn een uitbeelding van de Christus, de Eerstgeborene. Van de Zoon, Degene die uiteindelijk gezegend zou worden. Datzelfde moet gezegd worden over “serafs” en ook over de betekenis van het woord “seraf’. “Seraf’ betekent letterlijk “vurig”. Het heeft met vuur te maken. Denkt u maar aan het jiddische woord voor een sigaret: “saffie”.”Saf” heeft met vuur te maken. “Seraf” is eigenlijk een bijvoeglijk naamwoord dat zelfstandig gebruikt wordt. Het woord “seraf” vinden we ook in Numeri. Boven Numeri 21 staat: “De koperen slang”. 6 Toen zond de HEERE vurige slangen onder het volk, die beten het volk; en er stierf veel volks van Israël. Numeri 21 : 6 Vurige slangen. Het normale Hebreeuwse woord voor “slang” is “nachash”. Vurig is de vertaling van “seraf”. Dit is de eerste keer dat het voorkomt. De Heer zond vurige slangen onder het volk. Hoe ik mij dat moet voorstellen, weet ik niet. Wat betekent het wanneer een slang vurig is? Ze zullen wel niet in brand gestaan hebben. Misschien was de wond die ze veroorzaakten vurig. Ik weet het niet, maar ze worden nu eenmaal “vurige slangen” genoemd. 7 Daarom kwam het volk tot Mozes, en zij zeiden: Wij hebben gezondigd, omdat wij tegen den HEERE en tegen u gesproken hebben; bid den HEERE, dat Hij deze slangen (er staat gewoon slangen) van ons wegneme. Toen bad Mozes voor het volk. Het woord “slang” (nachash) staat er niet, er staat alleen maar “seraf’. Dus er staat eigenlijk: “Maak u een vurige”. Hier wordt voor het beest als zodanig het woord “seraf’ gebruikt. Eerst heette hij ook “nachash”, slang, maar nu heet hij alleen nog maar “seraf’. Dus de Heer zeide tot Mozes: “Maak u een vurige”. Niet vertaald staat er gewoon: “Maak u een seraf’, vers 8: En de HEERE zeide tot Mozes: Maak u een seraf, en stel ze op een stang; en het zal geschieden, dat al wie gebeten is, als hij haar aanziet, zo zal hij leven. Numeri 21 : 8 Mozes staat voor de moeilijke opgaaf om zo’n vurig ding te maken. En Mozes maakte een koperen slang, … Numeri 21 : 9 Het begrip slang was al gebruikt, dat was geen probleem en “vurig” interpreteert hij als “koper”. Hij maakt een slang van koper, want koper staat voor vuur en alles wat door het vuur gaat. Het woord voor “koper” (nachash/nechosheth) en het woord voor “slang” is eigenlijk hetzelfde. Men spreekt het anders uit, want men zet er andere klinkertekens tussen. “Nachash” schrijf je namelijk met een 50-8-300. Het levert de getalswaarde van de Messias, namelijk 358. Het begrip “slang” verwijst altijd op de één of andere wijze naar de Messias. Ook wel naar de duivel, de oude slang, want hij staat in de plaats van de Messias. Hij is trouwens ook een gezalfde. Mozes maakte een koperen slang, dus eigenlijk kun je ook een koperen Messias lezen. Het woord voor koper is ook hetzelfde als “nachash”, dezelfde drie letters: 50-8-300. Mozes maakte de koperen slang en stelde deze op een stang. Als een slang iemand beet, moest de persoon in kwestie op de koperen slang zien, ofwel op de “seraf” zien. Men zag op die ene “seraf’ en men bleef in leven (Numeri 21 : 8). De Heer had gezegd: “Maak u een seraf’ en toen maakte Mozes een koperen slang. In Johannes 3 : 14 staat: En gelijk Mozes de seraf in de woestijn verhoogd heeft, er staat letterlijk: En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft (maar wij weten dat het een seraf was), alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden; Johannes 3 : 14 De “seraf’ is dus een uitbeelding van de Zoon des mensen. Dat is de eerste keer al dat het zo in de Bijbel voorkomt. Die Zoon des mensen zorgt óf voor een oordeel, want ze worden erdoor gebeten en zullen sterven óf men wordt er door behouden, één van de twee. Als die Zoon des mensen verhoogd is, aan de rechterhand Gods (dat is verhoogd) en men ziet op Hem, wordt men genezen. In Johannes 3 : 16 staat dat God Zijn Zoon gegeven heeft “opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe”. Dat staat in hetzelfde verband als van die koperen slang, want daar is het een toepassing van. Het vers spreekt niet over de kruisiging, maar over de verheerlijking van Christus. 14 En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, alzo moet de Zoon des mensen verhoogd worden; Dat het niet over het kruis gaat, moet hier toch helemaal duidelijk zijn, want die verhoogde slang was een “seraf”! Een “seraf’ wordt gezien bij de verheerlijkte Christus, bij de troon van de verheerlijkte Christus, ofwel bij de “troon Zijner heerlijkheid” in Jesaja 6 evenals in Ezechiël i en 10 en Openbaring 4. Het gaat dus niet over Zijn kruis en Zijn vernedering, maar het gaat inderdaad over Zijn verhoging. Een “Seraf” is gewoon een beeld van de Zoon des mensen! De Zoon des mensen is uiteraard de Eerstgeborene en dus “Bechoer”, een “Cherub”. Het kost enige moeite, maar het is toch duidelijk dat we nu ineens midden in de verborgenheid zitten. Midden in die dingen die in het Oude Testament verborgen waren en die verborgen gehouden werden, opdat de oversten dezer wereld de Heer der Heerlijkheid niet zouden kruisigen. Maar daarom gaat het wel over die Heerlijkheid. Het is zelfs zo goed verborgen, dat de meesten Johannes 3 : 16 nog niet eens snappen. De meest bekende en gebruikte tekst uit het gehele Nieuwe Testament, begrijpt men niet. Het spreekt over de verheerlijkte Christus, zittende aan de rechterhand Gods, op Wie men ziet of naar Wie men opziet, om behouden te worden. Men denkt dat het over het kruis gaat, maar het is een kroon, een troon. Dat is in Numeri 21 ook zo. Door de vernederde slangen, die vurige slangen op de grond, wordt men gebeten. Dat heeft met het kruis te maken, met dood en lijden en in ieder geval met veroordeling/verdoemenis. Het opzien naar de verheerlijkte Christus, na de kruisiging, dat brengt inderdaad Leven met zich mee. Numeri 21 is het eerste Schriftgedeelte, waar de “seraf” voorkomt. Daar blijkt het een vurig ding te zijn en meer speciaal: het blijkt een slang te zijn, want het staat erbij. De volgende Schriftplaats is Deuteronomium 8. Die u geleid heeft in die grote en vreselijke woestijn, waar serafs (namelijk vurige slangen), en schorpioenen, en dorheid, waar geen water was; Deuteronomium 8 : 15 Er wordt inderdaad verwezen naar de “serafs”, de vurige slangen in de woestijn. Het is gewoon de terugverwijzing naar Numeri 21. De volgende keer dat we de “serafs” tegen komen, is in Jesaja 6. In Jesaja 6 vers 2 staat: “De serafs stonden boven hem;” Welke “serafs” (want er staat dé “serafs”)? We worden nu verondersteld dé “serafs” te kennen. We hebben alleen die drie teksten die genoemd zijn: Numeri 21 : 6 en 8 en Deuteronomium 8 : 15. In alle drie de gevallen slaat het op die vurige slangen in de woestijn. Dus wat zag Jesaja rond de hoge en verheven troon des Heeren? Hij zag daar vurige slangen, want dat zijn “serafs”. Alleen blijkt hier dat zij nog vleugels hadden ook, dus het zijn vurige gevleugelde slangen. Het lijkt mij niet dat zij in Numeri ook gevleugeld waren. Ik denk dat de vleugels aanduiden dat het om geestelijke dingen gaat. Het is gewoon een symbolische zaak. Het gaat niet om echte slangen die je in de dierentuin kunt bewonderen. Die slangen in de woestijn waren er ineens. Die beesten stonden echt niet in het handboek van de natuurkundigen of van de padvinderij. Hier in Jesaja 6 staan ze met vleugels, om aan te geven dat het geestelijke wezens zijn. Bovendien worden ze hier niet genoemd in verband met de vernedering, maar uiteraard in verband met verhoging. De “serafs” zijn “de vurigen”, maar als je het uitlegt aan de hand van Numeri, zijn het “vurige slangen”. Het kan best zijn dat ze er anders uitgezien hebben, maar dat neemt niet weg dat wij er toch zo aan moeten denken. Wij hebben alleen het Woord. Wij zien ze niet en wij zouden bij “serafs” dus moeten denken aan “vurige slangen” aan de hand van Numeri 21. De serafs stonden boven Hem; een ieder had zes vleugelen; …. Jesaja 6 : 2 Dat is niet zo gek. Ik heb voordat ik deze dingen wist afbeeldingen gezien van gevleugelde slangen. Dat worden verondersteld goden te zijn. Zo vreemd is dat niet, omdat het in principe zelfs een Bijbels gegeven is, namelijk een uitbeelding van de Messias, van Christus. Het woord “seraf’ wordt weer genoemd in vers 6. Dus één keer in Jesaja 6 : 2 en één keer in vers 6. 6 Maar een van de serafs (één van de ‘vurigen% vloog tot mij, en had een gloeiende kool in zijn hand, die hij met de tang van het altaar genomen had. Dat was opdat Jesaja daarna de Woorden Gods zou spreken. De “vurige slang” komt met een “vurige steen”. Men vertaalt zoiets met “vurige kool”, maar het is gewoon steenkool, een “brandende” of “vurige steen”. De “steen” is altijd een type van Christus en de “vurige steen” is dus zeker een beeld van de verheerlijkte Christus. De steen legt verband tussen de “seraf”, de “vurige” en deze “steenkool”, die gloeiende kool. Als daarmee de mond wordt aangeraakt, dan betekent dat, dat daarna de profeet zal gaan spreken over de verheerlijkte Christus. Dat kan ook niet anders, want leest u maar door en zie het verband met het Nieuwe Testament. 7 En hij roerde mijn mond daarmede aan, en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeroerd; alzo is uw misdaad van u geweken en uw zonde is verzoend. Dan volgt de beschrijving van de situatie van Israël in de tegenwoordige bedeling. Nu in het verborgen Koninkrijk, waarin Israël verhard is. Dat komt precies overeen met de positie van Christus als de Eerstgeborene, zittend aan de rechterhand Gods. Daar gaat het om. Jesaja ziet de verheerlijkte Christus aan de rechterhand Gods. Aan de ene kant wordt gesproken over Christus op de troon Zijner heerlijkheid, aan de andere kant wordt – tegelijkertijd – gesproken over de verharding van Israël. De woorden van de profeet zijn dus woorden met betrekking tot de verheerlijkte Christus. Dat staat later uitdrukkelijk in Johannes 12 : 41. In Openbaring 4, waar die “dieren” gezien worden, wordt ook gesproken over de verheerlijkte Christus. Daar wordt het visioen beschreven van de troon met de vier “dieren” en de vierentwintig “oudsten”, rondom de troon. Het komt dus netjes overeen. De “serafs” werden genoemd in Numeri 21 in de woestijn en in Jesaja 6, want die Schriftplaats van Deuteronomium 8 wijst immers terug naar Numeri 21. Er zijn nog een paar plaatsen, maar die staan allemaal in Jesaja. Nu ziet u dat het iets heel bijzonders is. De “seraf’ komt namelijk alleen voor in de geschiedenis van “de slang in de woestijn”. Daarna wordt het nog aangehaald in Jesaja en op een andere wijze toegepast. Dan verschijnen die “serafs” in andere omstandigheden. De “seraf” wordt ook genoemd in vers 29 van Jesaja 14. Verheug u niet, gij gans Palestina! (Dat betekent land der Filistijnen, dat is niet het hele land Kanaan maar dat is de Gaza-strook, want dat heet echt Palestina, Filistea: land der Filistijnen.) dat de roede die u sloeg, gebroken is; want uit de wortel der slang zal een basilisk voortkomen, en haar vrucht zal een vurige vliegende draak zijn. Jesaja 14 : 29 De eenvoudige gedachte hierin is dat koning Achaz gestorven is (vers 28). Uit hem zou weer een andere koning voortkomen, want de roede die Palestina sloeg is gebroken; maar uit die wortel der slang zal een “basilisk”, dat is ook een slang, voortkomen. Achaz wordt vergeleken met een slang. Uit de wortel van de slang zal een basilisk voortkomen en daaruit zal weer een vliegende vurige draak voortkomen, zegt vers 29. Het woord “vurige” is de vertaling van het woord “seraf”. Achaz stierf en er zal nog eens een andere koning uit voortkomen. Uiteindelijk zal daaruit voortkomen de echte “Seraf”, de vliegende Draak ofwel Christus, want het is gewoon een beeld van Christus Zelf. Als “Vurige”, “Seraf’, “Vliegende”, want Die heeft zes vleugels in Jesaja 6, “Draak”, het “Reptiel”, de “Slang”. Dat is niet de oude slang, maar uiteraard moetje “de nieuwe Slang” zeggen,want het is Christus Zelf. In het volgende vers wordt meteen gesproken over “eerstgeborenen”. Dat is heel aardig. Dus ook hier ligt de verbinding tussen “seraf’ en “bechoer”. Eerstgeborene is weer “bechoer”. Hier is deze “vurige vliegende slang” ongetwijfeld een uiterste afstammeling van Achaz, namelijk de laatste Koning uit het huis van Juda en dus gewoon Christus. Hij is Degene Die uiteindelijk het land der Filistijnen en dus gewoon de Palestijnen zal onderwerpen. De strekking van dit Schriftgedeelte is de uiteindelijke ondergang van de Palestijnen. Na Jesaja 14 hebben we alleen nog Jesaja 30 en Jesaja 44. De last der beesten, van het zuiden, naar het land des angstes, en der benauwdheid, van waar de sterke leeuw en de oude leeuw is, de basilisk en de vurige vliegende draak; …. Jesaja 30 : 6 Die leeuwen, die draak en die basilisk wijzen in ieder geval allemaal op de Hoge Machthebber, op Heerlijkheid, op Koningschap en dus inderdaad ook op Christus. Een vurige vliegende draak doet dat ook, net als in Jesaja 14 :29. In Jesaja 44 : 19 wordt het woord “seraf” de laatste keer gebruikt in de Bijbel. Dan hebben we ze allemaal gehad. En niemand van hen brengt het in zijn hart, en er is noch kennis noch verstand, dat hij zeggen zou: De helft daarvan heb ik verbrand in het vuur, … Jesaja 44 : 19 Dat woord “verbrand” is de vertaling van “seraf’, zodat in laatste instantie het woord “seraf’ wel degelijk in verband gebracht wordt met vuur, met een verterend vuur en dus met oordeel. Dat is precies wat de Eerstgeborene, namelijk Christus, zal doen: oordeel brengen. Verder is dit helemaal niet zo’n belangrijk vers in dit verband, maar er wordt wel degelijk gesproken over vuur, waarin de afgoden verbrand worden. Dat is de strekking van Jesaja 44. We weten nu wat een “seraf” is: een vurige slang, eventueel met vleugels. Het is een uitbeelding – in de praktijk – van de verheerlijkte Christus. Die komt eigenlijk alleen voor in Numeri 21 (de situatie in de woestijn) en in Jesaja 6 (de situatie rondom de troon der heerlijkheid van Christus), waarna het nog aangehaald wordt in Johannes 3. Daar staat het woord “seraf” niet meer, maar via het verband met Numeri 21 moet dat duidelijk zijn. De “seraf” is de uitbeelding van de Eerstgeborene en dus van de “Cherub”. Het is dus gewoon een andere woord ter aanduiding van de “Cherub”. Het is allemaal wat geheimzinnig, daarom kost het wat studie, maar die geheimzinnigheid laat zich verklaren doordat het inderdaad gaat over de opgewekte en verheerlijkte Christus. Dat is nou eenmaal een verborgenheid, dus wordt het met deze moeilijke woorden in het Oude Testament beschreven. Van Jesaja 6 gaan we terug naar Genesis. 24 En Hij dreef de mens uit; en stelde cherubim tegen het oosten …Genesis 3 : 24 (want de ingang ligt aan de oostzijde) Dat hadden net zo goed “serafs” kunnen zijn in plaats van “cherubs”. Dat hebben we nu gezien en dat blijkt ook uit het vers, want daar staat ook in vers 24:…, en een vlammig lemmer eens zwaards,… Een vurig zwaard is wat we van een “vurige”, een “seraf’, mogen verwachten. In Jesaja 6 was sprake van een vurige kool die gehanteerd werd, hier is sprake van een vurig zwaard dat gehanteerd wordt, dus toch vuur. Dat lees je uit dit vers natuurlijk zo niet, maar als je de Schriftplaats vergeleken hebt, zie je dat erin. De volgende vraag is: Hoeveel “cherubs” (cherubim) zouden daar bij de hof gestaan hebben? Een proef op de som:vier! Niet twee, want anders had men in het Hebreeuws gelezen “cherubaïm”met een “a” er tussen. In ieder geval zijn het er dus kennelijk vier, waar ze geteld worden in de Bijbel. Het staat er hier wel niet bij en zeker weten doen we het niet, maar je kunt wel zo aannemen dat het vier “cherubim” zijn. 24 … ; en stelde cherubim tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, … (dat draaide). Het vlammig lemmer eens zwaards rolde, het draaide. We hebben het weliswaar niet gelezen, maar in Ezechiël 1 en in Ezechiël 10 waar sprake is van de “dieren” danwel de “cherubs”, is sprake van allerlei raderen, die draaien ook. 15 Als ik die dieren zag, ziet, zoo was daar een rad op de aarde bij die dieren, naar vier aangezichten van hetzelve. 9 Toen zag ik, en ziet, vier raderen waren bij de cherubs; een rad was bij elken cherub; en de gedaante der raderen was als de kleur van een turkooissteen. Die raderen heten in Ezechiël 10 :13 “gilgal” of “galgal”, bij sommige gelegenheden is het zelfs niet eens vertaald. In ieder geval rolt, draait en keert het zich om en dat is zoals in Genesis 3 : 24, waar het een zwaard is dat zich omkeert. Het omkeren is nog altijd een beeld van wedergeboorte. Omdraaien, net als bekering. “Gilgal” het begrip voor wiel, staat wel degelijk voor wedergeboorte, al spreekt men het dan uit als “galgul” in het Ivriet (hedendaags Hebreeuws), maar dat maakt verder niet uit. De plaatsnaam Gilgal spreekt over wedergeboorte. Wat betekent dat zwaard? Wat is een zwaard in geestelijke zin? Waar is het zwaard de uitbeelding van? Wat is een zwaard des Geestes? Wat is een zwaard in overdrachtelijke betekenis? In Éfeze staat dat dit het Woord is. En neemt den helm der zaligheid, en het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods woord. Éfeze 6 : 17 Het zwaard des Geestes, dat wil zeggen een geestelijk zwaard, is het Woord. Dit zwaard is ook een uitbeelding van het Woord. Nu weten we meteen waarom het een zwaard is dat zich omkeert. Men zegt ook wel “het is een tweesnijdend zwaard”. Dat is makkelijk, want dat staat in Hebreeën. Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan eenig tweesnijdend zwaard … Hebreeën 4 : 12 “Tweesnijdend” wil zeggen met twee scherpe kanten eraan; het snijdt aan twee kanten. Die twee kanten van het zwaard worden hier uitgebeeld doordat het zich omkeert. Je kunt het zwaard omkeren en dan is het ook scherp.Wat betekent dat? Wel heel eenvoudig, het zwaard is een beeld van het Woord van God. De twee kanten zijn de twee kanten van het Woord van God: het Oude Verbond en het Nieuwe Verbond. Dat is niet zo ver gezocht hoor, want dat staat al twee verzen eerder, namelijk in Genesis 3 : 22 “de boom der kennis des goeds en des kwaads en de boom des levens”. Die bomen zijn ook een uitbeelding van het Oude en het Nieuwe Verbond, van wet en genade. Het heeft twee kanten, want wat doet de “seraf”? Hij brengt vuur.Wat beeldt het uit? Aan de ene kant brengt het oordeel. In de woestijn gebeten worden door zo’n vurige slang, betekent de dood. Aan de andere kant brengt het eeuwig leven. Dat is de bediening des levens, als de slang tenminste verhoogd is. Dood of leven kan allebei. Zo is het met het Woord van God ook. Het Oude Verbond is een bediening des doods, maar het is wel degelijk het Woord van God. Het Nieuwe Verbond is de bediening des levens en is ook het Woord van God! Het is zelfs één geheel, het zijn niet twee verschillende woorden. Hetzelfde Woord heeft twee kanten. Het hangt ervan af of men het Woord gelooft of niet, maar het heeft in ieder geval twee kanten. Dat wordt hier in Genesis 3 : 24 uitgebeeld:”…, een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde,…”. Dat zwaard of het woord zou je kunnen zeggen, werd bediend door “cherubim” of “cherubs”. De “cherubs” zijn een uitbeelding van Christus, de Eerstgeborene, de Erfgenaam van de nieuwe schepping, de Erfgenaam van de troon. Hij is Degene Die door middel van het Woord de weg tot de boom des levens bewaakt.Waarom staat er een bewaker bij? Je kunt toch gewoon het hek dichtdoen met een slot? Waarom staat er iemand bij? Om het hek weer open te doen voor diegene die er toch in moet. Niet alleen om ze tegen te houden, maar ook om ze erin te laten. Ook dat zijn de twee kanten van het zwaard. Als we weten dat deze “cherubim” een uitbeelding zijn van de verheerlijkte Christus, dan weten we ook dat Hij de verse en levende weg opent die leidt tot in het binnenst heiligdom. Dat is Hebreeën 10: Op een versen en levenden weg, welken Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is, door Zijn vlees; Hebreeën 10 : 20 Het had net zo goed de weg tot in de hof van Eden, naar de boom des levens kunnen zijn. Dat is een volstrekte analogie. Het is niet hetzelfde, dat weet ik wel, maar het is wel een schitterende analogie en daar gaat het om. De Heer Zelf bewaakt de weg naar de boom des levens door middel van het Woord. Door het Woord wordt men óf gehinderd er te komen óf men krijgt daardoor juist de toegang. Zo is het met de “cherubim” en zo is het met de “serafs”. Zij bewaken – bij de andere gelegenheden waar zij voorkomen in de Bijbel – de troon van God. Zij zijn om de troon van God. Sommigen hebben niet in de gaten dat die “cherubim” of cherubs en “serafs” of “serafim”, alleen maar een symbolische voorstelling zijn. Ze denken dat het echte bestaande wezens zijn. Als je vraagt wat zij dan doen, dan zegt men: ‘Zij bewaken de troon van God. Het zijn de bewakers, een soort lijfwacht rondom de troon van God.’ Zo is het eigenlijk ook, alleen het zijn geen echt bestaande wezens. Het is een symbolische voorstelling van het bewaken van de weg naar de troon. In het geval van Genesis 3 bewaken zij de weg naar de boom des levens, maar dé Boom des Levens is de Verheerlijkte Christus op Zijn troon. Het gaat er niet om datje er niet kunt komen. Het gaat er wel om dat de mens die eet van de boom der kennis des goeds en des kwaads er niet zal komen. Degene die dat niet doet, krijgt wel degelijk de toegang tot de boom des levens. Dit is latere Bijbelse – en meer speciaal – zelfs Nieuw Testamentische waarheid. Amen https://www.bijbelspanorama.nl/ https://www.bijbelspanorama.nl/ https://www.bijbelstudie.nl/
1. Inleiding
2. Hof van Eden
23 Zo zond de Heere God hem weg uit den hof van Eden, om den aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was;
24 En Hij dreef de mens uit; en stelde cherubim tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens. Genesis 3 : 22-24 3. Cherubim
2 En Hij sprak tot den man, bekleed met linnen, en Hij zeide: Ga in tot tussen de wielen, tot onder den cherub, en vul uw vuisten met vurige kolen van tussen de cherubs, en strooi ze over de stad; en hij ging in voor mijn ogen. Ezechiël 10 : 1-24. Serafs
We lezen in Johannes 12:
In Johannes 12 :41 staat het er meteen achter.
In Jesaja 6 :3 staat:Een anagram
Uitbeelding van Christus Zelf
Vurig
8 En de HEERE zeide tot Mozes: Maak u een vurige slang, … Numeri 21 : 7-8
Dan staat er in vers 9:
15 Opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Johannes 3 : 14-15
7 En hij roerde mijn mond daarmede aan en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeroerd; … Jesaja 6 : 6, 7
8 Daarna hoorde ik de stem des Heeren, dewelke zeide: Wien zal Ik zenden, en wie zal voor Ons henengaan? Toen zeide ik: Zie, hier ben ik, zend mij heen.
9 Toen zeide Hij: Ga henen, en zeg tot dit volk: Horende hoort, maar verstaat niet, en ziende ziet, maar merkt niet.
10 Maak het hart dezes volks vet, … Jesaja 6 : 7-10aEerstgeborene
De verheerlijkte Christus
Raderen
16 De gedaante der raderen en derzelver maaksel was als de verf van een turkoois; en die vier hadden enerlei gelijkenis; daartoe was hun gedaante, en hun maaksel, alsof het ware een rad in het midden van een rad. Ezechiël 1 : 15-16
10 En aangaande hun gedaanten, die vier hadden enerlei gelijkenis, gelijk of het ware geweest een rad in het midden van een rad.
11 Als die gingen, zo gingen deze op hun vier zijden; zij keerden zich niet om, als zij gingen; maar de plaats, waarheen het hoofd zag, die volgden zij na; zij keerden zich niet om, als zij gingen.
12 Hun ganse lichaam nu, en hun ruggen, en hun handen, en hun vleugelen, mitsgaders de raderen, waren vol ogen rondom; die vier hadden hun raderen.
13 Aangaande de raderen, elkeen derzelve werd voor mijn ogen genoemd Galgal.
14 En elkeen had vier aangezichten; het eerste aangezicht was het aangezicht eens cherubs, en het tweede aangezicht was het aangezicht eens mensen, en het derde het aangezicht eens leeuws, en het vierde het aangezicht eens arends.
15 En die cherubs hieven zich omhoog; dit was hetzelfde dier, dat ik bij de rivier Chebar gezien had.
16 En als de cherubs gingen, zo gingen die raderen nevens dezelven; en als de cherubs hun vleugelen ophieven, om zich van de aarde omhoog te heffen, zo keerden zich diezelve raderen ook niet om van bij hen.
17 Als die stonden, stonden deze, en als die opgeheven werden, hieven zich deze ook op; want de geest der dieren was in hen.
18 Toen ging de heerlijkheid des HEEREN van boven den dorpel des huizes weg, en stond boven de cherubs.
19 En de cherubs hieven hun vleugelen op, en verhieven zich van de aarde omhoog voor mijn ogen, als zij uitgingen; en de raderen waren tegenover hen; en elkeen stond aan de deur der Oostpoort van het huis des HEEREN; en de heerlijkheid des Gods Israels was van boven over hen. Ezechiël 10 : 9-19Het tweesnijdend zwaard
Gerelateerde bijbelezing:
* B37 “Het boek Genesis” – (vanaf track 14)
Bijbelstudies door: Ab Klein Haneveld
Dit is een bewerking van de Brochure "Cherubs en serafs"