DE LEER DER RESTITUTIE

In den beginne schiep God den hemel en de aarde. De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren. Gen.1:1-2 info

In den beginne schiep God de hemel en de aarde. Er staat niet bij vermeld wanneer God dat deed. Over de tijd tussen Gods scheppingsdaad (vers 1) en de “nederwerping der wereld (vers 2) die van over lang was” (volgens Petrus) is heel weinig bekend. De Bijbel pikt het verhaal weer op in vers 3 van Genesis 1.Vanaf daar wordt verhaald over het zeven dagen durende herstel – de restitutie – van de door God nedergeworpen wereld. De rest van Gods Woord gaat over niets anders dan de “zwangerschap” van een oude gevallen schepping. Deze schepping is door God Zelf hersteld met als doel het voortbrengen van nieuw leven in een nieuwe schepping.

Het herstel – de restitutie – is een volwaardig onderdeel van Gods Plan. Er ging niets fout, ook niet met de uit de gevallen aarde geformeerde Adam. “En God zag dat het zeer goed was”, vertelt Genesis over het herstelwerk van de Schepper aller dingen. Volmaakt wordt het pas in de nieuwe schepping,waarvan de Heere Jezus Christus als Eersteling ons is voorgegaan. Hij is de tweede en de laatste Adam en Erfgenaam van de nieuwe schepping, die compleet zal zijn na het vergaan van de huidige herstelde schepping.

Deze zeer verhelderende Bijbelstudie geeft antwoord op veel vragen waarop gelovigen eigenlijk nooit een goed antwoord hebben gehad.

1. Inleiding

In den beginne schiep God den hemel en de aarde. De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren. En God zeide: Daar zij licht! en daar werd licht. Gen.1:1-3

Het lijken eenvoudige verzen, maar dat is schijn. Er zijn veel opvattingen over het ontstaan van de wereld in omloop. Het gaat in deze studie om de totstandkoming van de schepping, uiteraard doordat zij geschapen werd. Er zijn vele boeken geschreven over het ontstaan van de schepping. Velen claimen dat zij bewijzen hebben om hún visie te onderbouwen. Zulke bewijzen bestaan echter niet, tenzij men uitgaat van bepaalde axioma’s. Men gaat ervan uit dat die axioma’s wáár zijn en op grond daarvan komt men tot bepaalde bewijzen. Aangezien de axioma’s niet vaststaan, staan de zogenaamde bewijzen evenmin vast.

Bij deze studie wordt alleen uitgegaan van de betrouwbaarheid van de Schrift, het Woord van God. -info-   Daarom wordt dit onderwerp vanuit “Het Woord” van God bestudeerd.Wie “Het Woord” van God gelooft, dient ook de dingen te geloven die door studie van “dát Woord” naar voren komen. Vaak leest men de Schrift en denkt men dat er iets staat. Wanneer men de Schrift echter gaat bestuderen blijkt er vaak iets anders te staan dan men aanvankelijk meende. In dat geval heeft men “Het Woord” van God verkeerd gelezen. De gelovige dient nauwkeurig acht te slaan op de woorden die God in Zijn Woord heeft geschreven.

Het is een vaststaand feit dat God in den beginne de hemel en de aarde geschapen heeft. “Scheppen” komt overeen met “creëren”. God was creatief bezig en Hij construeerde de hemel en de aarde. Hij deed dit zeer nauwkeurig.

In den beginne schiep God de hemel en de aarde. Er staat niet bij vermeld wanneer God dat deed. Men zegt doorgaans dat God dit circa 7000 á 10.000 jaar geleden heeft gedaan. Degenen die bij Genesis 1 : 1 een datum menen te kunnen plaatsen, kunnen dat niet bewijzen. Het is gebaseerd op hypothesen. Als God had gewild dat wij zouden weten wanneer het exact was, had Hij wel een nauwkeurigere beschrijving gegeven

In Genesis 1 : 1 staat: In den beginne schiep God den hemel en de aarde
Het Hebreeuwse woord voor hemel (“haashamajiem”) geeft een dualis (tweevoud) aan. Het dient vertaald te worden met ‘de twee hemelen’. Samen met de aarde vormen zij de wereld (Grieks “kosmos”). De schepping bestaat dus uit twee hemelen en de aarde. De derde hemel, de hemel der hemelen behoort niet tot de schepping

De derde hemel is de woonplaats van God. Daar staat Zijn troon. Genesis 1 geeft geen verslag van de schepping van hemel en aarde. Genesis 1 : 1 maakt melding van de schepping van hemelen en aarde. In de rest van Genesis 1 wordt het woord “scheppen” weliswaar gebruikt, maar nooit in verband met de hemelen of de aarde. Het wordt alleen gebruikt met betrekking tot zielen (levende wezens). -info-

In de Bijbel worden verschillende begrippen gebruikt, die ook verschillende zaken aangeven. (Hebreeuws: “baara” “maken” (Hebreeuws: “aasah”) en “formeren” (Hebreeuws:”jaatsar”) Deze drie begrippen hebben een een verschillende betekenis. Alle drie de begrippen worden in Genesis 1 gebruikt maar “scheppen” wordt alleen gebruikt voor het tot stand komen van hemel en aarde in Genesis 1 : 1. Verder wordt het begrip “scheppen” alleen nog gebruikt voor het tot stand komen van levende zielen. Gen.1 : 21-27. Er wordt er niet over “scheppen” gesproken, maar slechts over “maken” en “formeren”. Deze studie wil aantonen dat de door God in Genesis 1 : 1 geschapen hemelen en aarde vervolgens woest en ledig werden, waarna God in zeven dagen hemelen en aarde herstelde. Deze visie wordt “de restitutie-theorie” genoemd.

Restitutie betekent herstellen. In de zeven dagen van Genesis 1 is geen sprake van het tot stand komen van de schepping. Er is slechts sprake van een herstel van de voordien gevallen schepping. Er is dus sprake van een restitutie. Deze leer/theorie is al zeer oud. De Bijbel leert het herstel van een gevallen wereld. De huidige mensheid leeft in die herstelde gevallen wereld. “Herstel” geeft niet aan dat het volmaakt is, want dat is niet het geval. De gevallen wereld is zodanig hersteld dat zij aan het doel van God beantwoordt.

Het is nuttig om de grote lijnen in de Schrift te bestuderen. Die grote lijnen verklaren ons waartoe de dingen zijn zoals zij zijn. Dit geldt niet alleen voor het tot stand komen van de wereld, maar bijvoorbeeld ook voor de vorm van de wereld. Wanneer men de Schrift op de juiste wijze bestudeert, komt men tot grote lijnen die alle dingen verklaren. Door de juiste bestudering van de Schrift krijgt God de juiste plaats; niet alleen in het leven van de gelovige die het Woord van God bestudeert, maar ook binnen de schepping zelf.

Bijbelstudie dient te leiden tot een algemeen inzicht in de schepping, waardoor men de dingen ziet zoals ze zijn. Daardoor krijgt men inzicht in de reden waarom de dingen zijn zoals ze zijn.Dat is de hoogste kennis die de mens zich kan verwerven, want God drukt Zichzelf in de schepping uit.

Door een juiste bestudering van de schepping komt men tevens tot kennis van God. De wetenschap is erop gericht om de dingen te verklaren. Men is daartoe echter niet in staat, omdat men zich verliest in allerlei details en bovendien, omdat men zich niet tot God richt Die de Wijsheid is en geeft.

2. Grondlegging en nederwerping

Deze studie gaat uit van “Het Woord” van God. De Bijbel zal geopend worden om te zien wat het Woord over het tot stand komen van de wereld te zeggen heeft. Daartoe beginnen wij in het Nieuwe Testament. Juist het Nieuwe Testament verklaart ons waartoe alle dingen zijn en waar het allemaal toe leidt. In het Nieuwe Testament worden twee uitdrukkingen gebruikt die door de vertalers zijn opgevat als sprekend over de oorsprong van deze wereld. Het zijn twee totaal verschillende woorden, namelijk: “themelio’o” (themeliow) en “kataballo” (kataballw).

“En er is slagregen nedergevallen, en de waterstromen zijn gekomen, en de winden hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangevallen, en het is niet gevallen, want het was op de steenrots gegrond”. Matth.7:25

Het woord “gronden” is de vertaling van het Griekse woord “themelio’o”. Gewoonlijk wordt het met “funderen” (het fundament leggen) vertaald. Als een huis gebouwd wordt, dan moet er eerst een fundament gelegd worden. Dit huis heeft de steenrots als fundament. Het is gefundeerd op de steenrots. Het woord “themelio’o” heeft met funderen te maken.

“Een ieder, die tot Mij komt, en Mijn woorden hoort, en dezelve doet, Ik zal u tonen, wien hij gelijk is. Hij is gelijk een mens, die een huis bouwde, en groef, en verdiepte, en leide het fondament op een steenrots; als nu de hoge vloed kwam, zo sloeg de waterstroom tegen dat huis aan, en kon het niet bewegen; want het was op de steenrots gegrond. Maar die ze gehoord, en niet gedaan zal hebben, is gelijk een mens, die een huis bouwde op de aarde zonder fondament; tegen hetwelk de waterstroom aansloeg, en het viel terstond, en de val van datzelve huis was groot.”. Luk. 6 : 47-49

“Themelio’o” is hier met “het fundament leggen” vertaald (vers 48). In Lukas 6 :49 is het zelfstandig naamwoord “themelios” gebruikt.

“En: Gij, Heere! hebt in den beginne de aarde gegrond, en de hemelen zijn werken Uwer handen; …” Hebr. 1 : 10

“Themelio’o” is hier met “gronden” vertaald. Wanneer men het consequent had vertaald, had men het hier met “funderen” vertaald. De aarde werd “in den beginne” gefundeerd. Het fundament van de aarde werd in den beginne gelegd. Hebreeën 1 : 10 verwijst dus naar Genesis 1 : 1. Het is aangehaald uit Psalmen 102 : 26. De aarde staat op een fundament en staat daarom onbeweeglijk vast. Dit werkwoord “themelio’o” wordt gebruikt in verband met de schepping van de twee hemelen en de aarde uit Genesis 1 : 1. Het leggen van het fundament in den beginne komt dus overeen met het scheppen van de hemelen en de aarde in den beginne.

Het tweede woord, “kataballo” of “katabolè , wordt in de Statenvertaling vertaald met “grondlegging”. Het komt de eerste keer voor in Matthéüs 13 : 35.

“Al deze dingen heeft Jezus tot de scharen gesproken door gelijkenissen, en zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet. Opdat vervuld zou worden, wat gesproken is door den profeet, zeggende: Ik zal Mijn mond opendoen door gelijkenissen; Ik zal voortbrengen dingen, die verborgen waren van de grondlegging der wereld.” Matth. 13 : 34-35

Hier staat niet “themelio’o”, maar “katabolè”. Wat betekent dit woord? In het woordenboek wordt het doorgaans opgevat als “het leggen van een fundament”. Dit is onjuist, want het Griekse woord daarvoor is “themelio’o”. In het Nieuwe Testament blijkt dit Griekse woord elf maal voor te komen. In bijna alle gevallen wordt dit woord in verband met de wereld genoemd. In enkele verzen wordt het niet in verband met de wereld gebruikt en uit die verzen is op te maken wat het woord feitelijk betekent.

“Kataballo” is opgebouwd uit twee woorden. “Kata” is een voorzetsel dat “neder” of “naar beneden” betekent. Het geeft een richting aan. “Ballo” betekent “werpen” (vergelijk ons woord “ballen”). Letterlijk vertaald betekent het dus “nederwerpen”. Het gebeurt met geweld.We bekijken eerst de teksten waar het niet in verband met de wereld wordt gebruikt.

“Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God, en niet uit ons; Als die in alles verdrukt worden, doch niet benauwd; twijfelmoedig, doch niet mismoedig; Vervolgd, doch niet daarin verlaten; nedergeworpen, doch niet verdorven;…” 2 Kor. 4 : 7-9

De schat in een aarden vat wil zeggen: het nieuwe leven in een oude lichaam. De gelovige wordt verdrukt, maar hij heeft het nieuwe leven van Christus in zich, waardoor hij niet benauwd wordt. Het ontbreekt hem wel eens aan voldoende moed, maar hij verliest de moed niet. Hij wordt wel eens vervolgd, maar hij is daarbij niet verlaten, omdat hij altijd die schat in zijn aarden vat heeft: Christus in hem, de hoop der heerlijkheid. Kol.1:27

Hij wordt wel eens nedergeworpen (Grieks: kataballo), maar niet verdorven (= vernietigd, vergaan). Hier is het werkwoord “kataballo” letterlijk vertaald. Uit het verband van deze verzen blijkt het eveneens goed vertaald te zijn, want het past prima binnen het betoog van Paulus. Het gaat over dingen die de gelovige overkomen, maar waardoor hij niet gebroken wordt, omdat hij een nieuwe schepping is in Christus. De gelovige wordt wel eens nedergeworpen, maar hij vergaat niet, want hij is in Christus.

Het woord kan hier onmogelijk met “gefundeerd” vertaald worden, want daardoor zou het begrip een positieve betekenis krijgen. Alle uitspraken hebben hier een negatieve betekenis en dat geldt dus ook voor “kataballo”. “Kataballo” en “katabolè” hebben met dood en vernedering te maken. Het wijst op vervolging, verdrukking en het (met geweld) nedergeworpen worden. Het wijst op hetgeen een gelovige wordt aangedaan. Een ander voorbeeld treffen we aan in: Hebreeën 11 : 11

“Door het geloof heeft ook Sara zelve kracht ontvangen, om zaad te geven, en boven den tijd haars ouderdoms heeft zij gebaard; overmits zij Hem getrouw heeft geacht, Die het beloofd had.” Hebr.11:11

“Kataballo” is hier vertaald met “geven”. Letterlijk staat er dus: “om zaad neder te werpen”. In de dierenwereld gebruikt men de uitdrukking wel. Men spreekt dan niet over “bevallen”, maar over “het werpen van jongen”. Het wijst op hetgeen op de aarde geworpen wordt. Het werkwoord is hier in zijn letterlijke betekenis gebruikt.

“En ik hoorde een grote stem, zeggende in den hemel: Nu is de zaligheid, en de kracht, en het koninkrijk geworden onzes Gods; en de macht van Zijn Christus; want de verklager onzer broederen, die hen verklaagde voor onzen God dag en nacht is nedergeworpen.” Openb. 12 : 10

Het gaat hier over de satan die in de toekomst op de aarde zal worden geworpen. Het is duidelijk dat het hier niet over de fundering van de satan gaat. Het gaat hier namelijk niet over zijn begin, maar over zijn vernedering. De satan zal in de toekomst uit de hemel op de aarde geworpen worden. Het gaat naar beneden. Hij wordt namelijk vanuit de hemel op de aarde geworpen. Het is een letterlijke nederwerping,maar ook een geestelijke/overdrachtelijke vernedering.

Volledigheidshalve dient opgemerkt te worden dat een groot aantal Griekse grondtekst-handschriften in plaats van kataballo het werkwoord ballo (= werpen) in Openbaring 12 : 10 vermeldt. In deze verzen werd kataballo/katabolè niet in verband met de schepping gebruikt. In deze verzen komt de betekenis duidelijk naar voren. Het gaat over een letterlijke en/of overdrachtelijke nederwerping. In alle andere teksten wordt het gebruikt in verband met de wereld.

“Opdat vervuld zou worden, wat gesproken is door den profeet, zeggende: Ik zal Mijn mond opendoen door gelijkenissen; Ik zal voortbrengen dingen, die verborgen waren van de grondlegging der wereld.” Matth. 13 : 35

Wanneer wij de Bijbel op de normale wijze bestuderen zouden wij het woord hier eveneens met “nederwerping” dienen te vertalen. Dat is binnen dit vers geen enkel probleem. Er ontstaat bovendien een uitdrukking die een betekenis heeft: de nederwerping der wereld. Daarvan hebben de profeten reeds gesproken. Het gaat hier om dingen die van de nederwerping der wereld af verborgen waren. Door een juiste vertaling krijgt dit vers een totaal andere betekenis. Het gaat hier over het verborgen koninkrijk der hemelen. Het gaat om gelijkenissen en dus gaat het om verborgenheden.

De dingen waren verborgen vanaf (sinds) de nederwerping der wereld. Het gaat niet om de schepping van de wereld, maar om de nederwerping der wereld. Vóór de schepping der wereld was nog niet bekend dat de schepping zou vallen en verzoend moest worden. Zou dit wel bekend zijn geweest, dan zou de schepping nooit geschapen zijn. God had de zaken bepaald van de nederwerping van de wereld. De schepping was reeds geschapen.Vóór de nederwerping van de wereld had God reeds dingen bepaald die vanaf de nederwerping der wereld door Hem verborgen werden gehouden. De verborgenheden werden door Paulus geopenbaard, maar God had ze reeds bepaald van vóór de nederwerping der wereld.

De val van de wereld is iets anders dan de nederwerping van de wereld. Een val is onvoorzien en gebeurt onverwacht. De nederwerping was geen toeval. God heeft dat planmatig gedaan. Het werd nauwgezet uitgevoerd; met geweld. Het gebeurde volledig in overeenstemming met Gods plan. De wereld werd nedergeworpen vanwege de zonde die haar intrede gedaan had in die wereld. God veroordeelde die wereld (= wierp haar neder). Vóór Hij dat deed, had Hij Zijn verlossingsplan voor die wereld klaar.

Dit principe is eveneens op de individuele mens van toepassing. De mens viel in zonde. Vervolgens wierp God hem neder. God veroordeelde de mens en gaf hem aan de dood over. De Here Jezus Christus gaf Zijn leven voor de schepping. Eén stierf voor allen en daarom zijn allen gestorven. 2 Korinthe 5 : 15. Dit impliceert dat de gehele mensheid dood is voor God. De gehele wereld (niet alleen de mensheid!) is nedergeworpen. Die nederwerping maakt echter deel uit van Zijn verlossingsplan.

Wie gestorven is, is verlost van de zonde Rom. 6:7. Men zal moeten sterven om nieuw leven te kunnen ontvangen (= voor God gerechtvaardigd te worden). De dood is dus een onderdeel van Gods verlossingswerk. De nederwerping der wereld maakt deel uit van het verlossingsplan van God. Dit betekent dat het plan van God vóór die nederwerping reeds bekend was. God handelde later in verband met de mens op precies dezelfde wijze. God vernietigt het oude als onderdeel van Zijn verlossingsplan. God neemt het oude (= het eerste) weg om het nieuwe (= het tweede) te stellen. Hebreeën 10:9

God heeft bijvoorbeeld de tabernakel laten maken en Hij heeft vervolgens Zelf het voorhangsel gescheurd. Daartoe was het feitelijk ook gemaakt. Dit geldt eveneens voor de huidige schepping. Deze schepping zal weggenomen worden.

“Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechterhand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. ” Matth.25 : 34

Ook hier staat in het Grieks “katabolè”.Voordat God in de gang van zaken in de wereld ingreep, die begon met de veroordeling van de toenmalige wereld, stond Zijn plan reeds vast. Het aardse koninkrijk wordt pas in de toekomst openbaar, maar God had het reeds bepaald sinds de nederwerping der wereld. Op het moment dat de aarde en de hemelen werden nedergeworpen, stond al vast dat Zijn Koninkrijk zou komen. Bij het uitspreken van het oordeel stond de zegen reeds vast. Bij de vernedering stond de verhoging die daarop zou volgen reeds vast.

De Here Jezus vernederde Zich tot de uiterste maat, maar Hij werd vervolgens ook uitermate verhoogd Filippenzen 2 : 5-11. Dit principe is op de Here Jezus van toepassing, maar ook op de gelovigen van de Gemeente, Israël en ook op de schepping.

“Opdat van dit geslacht afgeëist worde het bloed van al de profeten, dat vergoten is van de grondlegging der wereld af. ” Luk. 11 : 50

Het gaat hier om het bloed dat sinds de nederwerping van de wereld vergoten is.

“Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad, vóór de grondlegging der wereld. ” Joh. 17 : 24

Het verlossingswerk van de Heer wordt ook hier weer in verband gebracht met de nederwerping der wereld. Voordat God had Zijn verlossingswerk reeds klaar voordat Hij hemelen en aarde nederwierp. Zijn Zoon stelde Zich beschikbaar om Zijn verlossingswerk te doen.

“Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde;” Éfeze 1 : 4

God heeft de gelovigen van de Gemeente reeds uitverkoren vóór de nederwerping der wereld. Het gehele verlossingsplan van God stond al vast vóór het eerste oordeel over de schepping werd uitgesproken en werd voltrokken.

“Want wij, die geloofd hebben, gaan in de rust, gelijk Hij gezegd heeft: Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indien zij zullen ingaan in Mijn rust! hoewel Zijn werken van de grondlegging der wereld af al volbracht waren.” Hebr. 4 : 3

De werken van God waren van de nederwerping der wereld af al volbracht. Dit betekent dat ze toen reeds vaststonden. De plannen van die werken stonden vast.

“(Anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijnszelfs offerande. ” Hebr.9:26

Het offer van Christus is éénmalig, omdat het volmaakt is. Als het niet volmaakt zou zijn, zou Hij Zichzelf vele malen hebben moeten offeren (vers 25). In dat geval zou Hij dikwijls hebben moeten lijden sinds de nederwerping van de wereld. De oudtestamentische offers waren niet volmaakt en moesten daarom vele malen herhaald worden. Christus is een volmaakte Hogepriester. Hij bracht een volmaakt offer. Daarom hoeft het niet herhaald te worden.Vóór de nederwerping was er geen zonde in de wereld en daarom was er toen geen offer nodig.

Zondeval en verlossing

Door de komst van de zonde in de wereld werd die wereld nedergeworpen. Sinds die tijd was er behoefte aan verlossing. Die verlossing is eenmalig tot stand gebracht door de Here Jezus Christus. Daarom is Zijn offer het noodzakelijke gevolg van de nederwerping van de wereld (niet van de mens,maar van de wereld). Men benadrukt vaak de zondeval van de mens en geeft daaraan eigenlijk heel veel “eer”. Men zegt doorgaans, dat de val van de mens zo groot was dat daardoor de gehele schepping gevallen is. Dit is een hoogmoedige gedachte. De mens zou één zondige daad hebben gedaan ten gevolge waarvan de gehele schepping zou zijn veranderd. Dit is onzinnig.

De constatering door de mens dat de gehele schepping in zonde gevallen is, is wel juist. De Bijbel leert echter niet dat die zondige schepping het resultaat is van de zondeval van de mens. De mens gaat ervan uit dat de schepping zondig geworden is door de val van de mens. In het koninkrijk zal de leeuw stro eten als het rund. Hieruit dient geconcludeerd te worden dat de leeuw in de oerschepping eveneens stro at, maar dat hij een roofdier is geworden doordat Adam en Eva van de verkeerde boom aten. Dit wordt zo geleerd, hoewel niet iedereen het hardop durft te verkondigen.

De gehele schepping zou veranderd zijn vanwege de mens die zondigde. Men constateert terecht dat de gehele schepping in de zonde ligt, maar de oorzaak daarvan zoekt men ten onrechte in de zondeval van de mens. Dit is de enige oorzaak die men kan aanwijzen, omdat men ervan uitgaat dat de schepping in zeven dagen volmaakt geschapen werd. Het enige dat vervolgens fout ging, was de zondeval van Adam en Eva. De schepping ligt inderdaad in de macht van de zonde. Dat komt niet door de zondeval van de mens. De oorzaak is in Genesis 1 te vinden, want dáár staan de gebeurtenissen in de juiste volgorde vermeld.

De uitdrukking “katabolè” wordt steeds gebruikt in verband met de wereld. Tegelijkertijd wordt daarbij melding gemaakt van het verlossingsplan van God. Er wordt helemaal geen melding gemaakt van de zondeval van de mens. Het gaat namelijk om de nederwerping van de kosmos; niet om de nederwerping van de mens. Het gaat bovendien niet alleen over het aardrijk, maar óók over de hemelen, want de kosmos bestaat uit twee hemelen en de aarde.

“Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele wandeling, die u van de vaderen overgeleverd is; Maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam; Dewelke wel voorgekend is geweest vóór de grondlegging der wereld, maar geopenbaard is in deze laatste tijden om uwentwil, ” 1 Petr. 1 : 18-20

Ook hier is sprake van een voorkennis van vóór de nederwerping der wereld. Het onbestraffelijke en onbevlekte Lam is voorgekend geweest van vóór de nederwerping der wereld. Het verlossingsplan stond dus reeds vast van vóór de nederwerping der wereld. Hiermee wordt feitelijk gesuggereerd dat de nederwerping der wereld juist alles met het verlossingsplan van God te maken heeft.

“En allen, die op de aarde wonen, zullen hetzelve aanbidden, welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens, des Lams, Dat geslacht is, van de grondlegging der wereld. ” Openb. 13 : 8

Vanuit de Bijbel weten wij dat het Lam niet geslacht werd bij de nederwerping der wereld. Het slachten van het Lam was in Gods programma opgenomen. Dat was al zo bij de nederwerping der wereld.

“Het beest, dat gij gezien hebt, was en is niet; en het zal opkomen uit den afgrond, en ten verderve gaan; en die op de aarde wonen, zullen verwonderd zijn (welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld), ziende het beest, dat was en niet is, hoewel het is.” Openb. 17 : 8

Het verlossingswerk van God stond vast van de nederwerping der wereld af. Sinds die nederwerping worden er namen in het boek des levens geschreven.

De begrippen “themelios” en “kataballo” komen beide in één vers voor.

“Daarom, nalatende het beginsel der leer van Christus, laat ons tot de volmaaktheid voortvaren; niet wederom leggende het fondament van de bekering van dode werken, en van het geloof in God,” Hebr. 6 : 1

Het gaat hier niet om het leggen (“kataballo”) van het fundament (“themelios”) van de schepping, maar om het leggen van het fundament van de verlossing (het begin van de leer van Christus). Het begin van de leer van Christus moet hier volgens Paulus nagelaten worden, omdat hij verdergaat met het vervolg van die leer.

De bekering van dode werken, het geloof in God, de leer der dopen, het opleggen van handen, de opstanding der doden en het eeuwig oordeel Hebr. 6 : 1, 2 zijn zaken die allemaal met het begin van de leer van Christus te maken hebben. Het begin van de leer van Christus wordt vanaf nu door Paulus nagelaten.

Dit betekent dat hij nalaat om dat begin van de leer van Christus te onderwijzen. Hij laat dat niet na omdat die eerste beginselen niet langer wáár zouden zijn, maar omdat er veel méér is dan die eerste beginselen. Het Griekse woord “kataballo”, dat hier met “leggen” is vertaald, betekent “nederwerpen”. Er staat dus feitelijk: “niet wederom nederwerpende het fundament …”.

Het woord “fundament” is de vertaling van het Griekse woord “themelios”. Paulus bedoelt hiermee dat het beginsel van de leer van Christus niet opnieuw verworpen moet worden. Het hoort juist geaccepteerd te worden, zodat verdergaan tot de volmaaktheid mogelijk wordt. Het fundament is gelegd en men dient daarop verder te bouwen. Men dient niet bij het fundament te blijven stilstaan. Het fundament is klaar en daarop dient men verder te bouwen.

“Kataballo” en “themelios” worden hier naast elkaar genoemd. Uit het vers blijkt dat beide begrippen niet gelijk zijn.Wanneer beide begrippen op de kosmos worden toegepast, vindt men in Genesis 1 : 1 de fundering (“themelios”) van de hemelen en de aarde,waarna in Genesis 1 : 2 over de nederwerping (“katabolè”) wordt gesproken. Het fundament van de schepping is feitelijk de aarde zelf. “De fundamenten der aarde” kan opgevat worden als “de fundamenten, namelijk de aarde”.

3. In den beginne

Uit alle verzen uit Genesis 1, die tot nog toe aan de orde zijn gekomen, blijkt duidelijk, dat er een nederwerping van de wereld geweest is. Aangezien de wereld werd nedergeworpen, moet die wereld vóór die tijd gefundeerd zijn. In Genesis 1 : 1 werd die wereld gefundeerd (geschapen). Daarna werd die wereld nedergeworpen. Dat staat in Genesis 1 : 2. Dit vers spreekt niet over een voortzetting van het werk dat in Genesis 1 : 1 begonnen zou zijn. De wereld was reeds in Genesis 1 : 1 voltooid.

In Genesis 1 : 2 is sprake van een verwording van die geschapen wereld. Die wereld werd nedergeworpen, waardoor deze woestheid, ledigheid en duisternis werd.Vervolgens wordt vanaf Genesis 1 : 3 gesproken over een herstel van die nedergeworpen wereld. Dat herstel was nodig voor het doel dat God Zich gesteld had.

“In den beginne schiep God den hemel en de aarde.” Gen. 1 : 1

De inhoud van vers 1 is duidelijk genoeg. In den beginne schiep God de hemelen en de aarde. Er staat niet dat God in den beginne een begin maakte met het scheppen van de hemelen en de aarde, hoewel velen dit vers op deze wijze interpreteren. Als wij alléén Genesis 1 : 1 lezen, dan wordt ons gemeld dat in den beginne de hemelen en de aarde geschapen werden. Dit is een vaststaand feit dat wij verder in deze studie laten rusten. De Bijbel is het geïnspireerde Woord van God. In deze studie is dát het uitgangspunt.Wie de Bijbel niet als het geïnspireerde Woord van God accepteert kan deze studie beter aan de kant leggen. In den beginne schiep God de hemelen en de aarde. Hoe het vervolgens verder ging staat in het volgende vers.

Woest en ledig

“De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.” Gen. 1 : 2

We gaan dit door velen omstreden vers nader bestuderen. In het Hebreeuws is het eerste woordje van dit vers “we”, dat “en” betekent. Dit is hét Hebreeuwse voegwoord. Feitelijk kan het met ieder Nederlands voegwoord worden vertaald, maar vaak dient het met “en” vertaald te worden. Dat is het neutrale Nederlandse voegwoord. In de Statenvertaling heeft men het hier met “nu” vertaald. “En” is een voegwoord. Een normale zin begint niet met een voegwoord. Dit voegwoord koppelt de vorige zin met de daarop volgende zin. Genesis 1 : 2 wordt dus direct met Genesis 1 : 1 in verband gebracht.

Alle verzen in Genesis 1 beginnen met het Hebreeuwse voegwoord “we” en men heeft het bijna overal met “en” vertaald, behalve in Genesis 1 : 2, 13, 16, 19, 23 en 30. Als de vertalers consequent hadden vertaald, zouden zij deze verzen eveneens met “en” hebben laten beginnen. Het voegwoordje “en” geeft aan dat de volgende zin een vervolg is op het voorafgaande. Dit is een normaal taalkundig verschijnsel. “En” heeft daarmee dezelfde betekenis als “daarna”, dat eveneens een voegwoord is. Genesis 1 : 2 begint met “en”, hetgeen inhoudt dat dit vers een vervolg is op het voorafgaande vers.

Dit geldt verder voor alle verzen uit Genesis 1. Bovendien bewijst de inhoud van de diverse verzen dat het een vervolg is op de voorafgaande verzen. De dagen worden zelfs geteld opdat er geen misverstand zou kunnen ontstaan. Het gaat om een zich voortzettende reeks. Het werk van de tweede dag is geen verklaring van het werk van de eerste dag, maar het is er een vervolg op. Het werk van de eerste dag is het vervolg van hetgeen in Genesis 1 : 2 vermeld wordt. Genesis 1 : 2 is weer een vervolg op Genesis 1 : 1.

Hetgeen in Genesis 1 : 2 genoemd wordt, kwam tot stand nadat God in den beginne de beide hemelen en de aarde geschapen had. Genesis 1 : 2 en verder geven dus geen beschrijving van de wijze,waarop God hemelen en aarde schiep. Genesis 1 : 2 en verder spreken over hetgeen met hemelen en aarde gebeurde, nadat God hen in Genesis 1 : 1 geschapen had.

Doorgaans gaat men ervan uit dat Genesis 1 : 2 en verder een verklaring is van de wijze waarop God hemelen en aarde (uit Genesis 1 : 1) schiep. Als dat het geval zou zijn, dan had Genesis 1 : 2 niet met het Hebreeuwse woordje “we” mogen beginnen. Juist in Genesis 1 : 2 is het woordje wegvertaald met “nu”. Men had het vers netjes met “en” moeten laten beginnen.

Genesis 1 : 2 begint dus met “En de aarde …”. Dit betekent dat dit vers het vervolg is op het voorafgaande vers. Dit geldt overigens ook voor alle volgende verzen die volgens de Hebreeuwse grondtekst eveneens met “en” beginnen. Het volgende Hebreeuwse woord is “haa aretz”. Dit woord is terecht vertaald met “de aarde”. “Aretz” is het normale Hebreeuwse woord voor “aarde”. Het gaat hier niet om een planeet die “Aarde” heet, want zoiets kent de Bijbel niet. De aarde is geen planeet, want zij is geen hemellichaam.

Uit het verdere verloop van Genesis 1 blijkt namelijk dat de woestheid en ledigheid ook op de hemelen betrekking hadden. Doordat de aarde woestheid en ledigheid werd, bestonden de hemelen niet meer als hemelen. De hemelen kwamen later – op de tweede dag – weer tot stand (Genesis 1 : 6-8). De aarde werd woestheid en ledigheid, maar dit had tot gevolg dat de hemelen niet meer bestonden.

Het volgende Hebreeuwse woord is “haajethaah”. Dit woord is hier vertaald met “was”. Het woord “was” is een vorm van het werkwoord “zijn”. In de oude talen en ook in sommige moderne talen bestaan geen verschillende woorden voor “zijn” en “worden”. Het is feitelijk hetzelfde. Al wat is, dat is geworden. Al wat bestaat, is tot stand gekomen. Daarom is het niet nodig om er twee verschillende woorden voor te hebben. In het Engels bestaat er geen verschil tussen “zijn” en “worden” (to be). Of wij het met “zijn” of “worden” vertalen hangt van de zinsbouw en/of de context af.

Dit principe geldt ook voor het Hebreeuws en Grieks van de Bijbel. In het Nederlands bestaan twee verschillende woorden, waaruit bij het vertalen gekozen moet worden. In het Engels bestaat dat probleem niet. In het Nederlands maakt het feitelijk niet uit met welk woord het vertaald wordt, want de betekenis blijkt uit de context. Hieruit blijkt dat het geen taalkundig probleem is, maar een theologisch. Uit de context blijkt dat God de aarde in den beginne schiep. Hij schiep haar niet woest en ledig. In Genesis 1 : 2 is sprake van een aarde die “woestheid en ledigheid” was.

Volgens het woordje “en” aan het begin van vers 2 gebeurde dat nadat God de hemelen en de aarde geschapen had. Dit betekent dat hemelen en aarde niet woest en ledig geschapen zijn, maar dat zij dat geworden zijn. De aarde werd dus woest en ledig. De vertaling behoort te zijn: “En de aarde werd …”.

Mensen die Hebreeuws hebben gestudeerd, zeggen dat “haajetjaah” altijd met “zijn” moet worden vertaald en nooit met “worden”.Wij gaan echter niet uit van afspraken die mensen onderling hebben gemaakt. Wij gaan uit van de Bijbel, “Het Woord” van God. Het gaat erom op welke wijze een woord in de Bijbel gebruikt wordt. Hoewel men leert dat “haajethaah” uitsluitend met “zijn” kan worden vertaald, blijkt uit de Bijbel dat dit onjuist is. De enig juiste wijze om de betekenis van een woord te leren kennen, is door het in de Bijbel op te zoeken. Deze manier hanteren we dus ook ten aanzien van het woord “haajethaah”.

“Voorts noemde Adam den naam zijner vrouw Heva, omdat zij een moeder aller levenden is. ” Gen.3:20

Hier is “haajethaah” met “is” vertaald. Hoe wist Adam dat Eva de moeder van alle levenden is? Er was immers nog niemand geboren! Op dit moment waren er slechts twee mensen, namelijk Adam en Eva. Van geen van beide was Eva de moeder. Dit vers betekent dus dat Eva nog de moeder van alle levenden zou/moest worden. Op die wijze had het vertaald dienen te worden. Het slaat op iets dat later pas zou gebeuren en daarom dient het met “worden” vertaald te worden.

In Genesis 1 : 2 staat precies dezelfde werkwoordsvorm. Het gaat daar om iets dat later pas gebeurde en het kan daarom prima met “worden” vertaald worden.

“Mijn boog heb Ik gegeven in de wolken; die zal zijn tot een teken des verbonds tussen Mij en tussen de aarde.” Gen.9 : 13

Hier is “haajethaah” met “zal zijn” vertaald. De boog die God in de wolken zou geven,was nog niet het teken van het verbond, maar hij werd het. In Genesis 9 : 16 is het woord eveneens met “zal zijn” vertaald.

“Zo lachte Sara bij zichzelve, zeggende: Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben, en mijn heer oud is?” Gen. 18 : 12

Hier is door de vertalers eveneens het werkwoord “worden” gebruikt.

“Jozef dan stelde ditzelve in tot een wet, tot dezen dag, over het land van Egypte, dat Farao het vijfde deel zou hebben; behalve dat alleen het land der priesteren van Farao niet werd.” Gen. 47 : 26

“Haajethaah” is op deze plaats met “werd” vertaald. “Haajethaah” kan dus met “werd” vertaald worden. De vertalers hebben dat hier gedaan, waaruit volgt dat het in Genesis 1 : 2 eveneens met “werd” vertaald mag worden. Vanwege de context wordt Genesis 1 : 2 vertaald met “En de aarde werd …”.

Vervolgens staat in Genesis 1 : 2 wat de aarde werd. In het Hebreeuws staat “thoohoe waaboohoe wechooshèg”. “Thoohoe” is vertaald met “woest”. Het betekent “woestheid”. “Boohoe” is vertaald met “ledig”. Het betekent “ledigheid”. “Waa” is gelijk aan “we”. Het wijst het voegwoordje “en”. “Chooshèg” is vertaald met “duisternis”. Er wordt dus van de aarde gezeg dat zij woestheid en ledigheid en duisternis werd. De aarde was dat aanvankelijk niet,maar zij is dat later geworden.

Omdat het een tegenstelling vormt met Genesis 1 : 1, kan het woordje “we” aan het begin van Genesis 1 : 2 ook met “maar” vertaald worden. Zo is het bijvoorbeeld in Genesis 2 : 6 vertaald. Genesis 2 : 6 begint ook met “we”, maar de vertalers hebben het daar vanwege de contextmet “maar” vertaald. Genesis 1 : 2 geeft drie zelfstandige naamwoorden die door het woordje “we” (= en) aan elkaar zijn verbonden. De aarde werd woestheid en ledigheid en duisternis. De uitdrukking “thoohoe waaboohoe” wordt meestal als een staande uitdrukking opgevat.Die uitdrukking komt vaker in de Bijbel voor.

“Maar de roerdomp en de nachtuil zullen het erfelijk bezitten, en de schuifuit, en de raaf zal daarin wonen; want Hij zal een richtsnoer der woestigheid over hen trekken, en een richtlood der ledigheid.” Jes. 34 : 11

In Jesaja 34 staat het oordeel beschreven dat over Edom zal komen. Jesaja 34 kan daarom naast de profetie van Obadja worden gelegd. “Thoohoe” is hier vertaald met “woestigheid” en “boohoe” is met “ledigheid” vertaald. Beide woorden worden in verband met een meetwerktuig genoemd. Een richtsnoer is een touwtje dat tussen twee punten wordt gespannen. Een richtlood is eveneens een touwtje, dat op één plaats wordt vastgemaakt. Aan het andere einde van het touwtje wordt een stukje lood bevestigd. Deze meetwerktuigen worden genoemd in verband met een bepaalde constructie. Hier worden woestheid en ledigheid aan de hand van een bestek geconstrueerd. God doet dat Zelf.

Wie de woestheid en ledigheid in Genesis 1 : 2 geconstrueerd heeft, staat er niet bij, maar hier in Jesaja 34 : 11 blijkt God dat te doen. De woestheid en ledigheid worden in het vervolg van Jesaja 34 verklaard. Er blijkt geen menselijk leven meer aanwezig te zijn. Alles is woestheid en ledigheid geworden. “Ledigheid” geeft hier aan dat het menselijk leven verdwenen is. Edom was eerst vol met leven, maar dat leven is verdwenen. Er woonden mensen, maar Edom is ledigheid geworden. De mensen zijn verdwenen, want God heeft geoordeeld.

Uit de profetie van Obadja blijkt eveneens dat in Edom alle menselijk leven zal worden uitgeroeid Obadja 1 : 9, 18. Dit gebeurt bij de aanvang van de Dag des Heren.

“Zekerlijk, Mijn volk is dwaas, Mij kennen zij niet; het zijn zotte kinderen, en zij zijn niet verstandig; wijs zijn zij om kwaad te doen, maar goed te doen weten zij niet. Ik zag het land aan, en ziet, het was woest en ledig; ook naar den hemel, en zijn licht was er niet. Ik zag de bergen aan, en ziet, zij beefden; en al de heuvelen schudden. Ik zag, en ziet, er was geen mens; en alle vogelen des hemels waren weggevlogen. Ik zag, en ziet, het vruchtbare land was een woestijn, en al zijn steden waren afgebroken, vanwege den HEERE, vanwege de hittigheid Zijns toorns. .” Jer. 34 : 22-26

Hier gaat het niet over het oordeel over Edom (= Ezau), maar over het oordeel over Jakob. Van het land wordt gezegd dat het “thoohoe waaboohoe” (= woestheid en ledigheid) was. Hier staat dezelfde uitdrukking als in Genesis 1 : 2. Tegelijkertijd wordt er gezegd dat de hemel zijn licht niet had (= er was duisternis). De woestheid en ledigheid van het land heeft dus ook een uitwerking in de hemel. Ook hier blijkt dat er geen leven aanwezig was (vers 25). “Ledigheid” geeft ook hier aan dat er geen leven (meer) aanwezig is. -info-

Het vruchtbare land was veranderd in een woestijn en alle steden waren afgebroken (vers 26). Er staat niet dat de steden verwoest waren. De steden waren afgebroken; steen voor steen. Het oordeel (de toorn) van de Heer komt met grote nauwkeurigheid. Het gebeurt volgens Gods plannen. De profetieën die op Israël van toepassing zijn, zijn eveneens op de overige volkeren van toepassing. De andere volkeren worden door God op dezelfde wijze behandeld als Israël. Israël is het voorbeeld. Hier wordt de woestheid en ledigheid over Israël geprofeteerd, maar later wordt het eveneens op Edom toegepast. Ze vallen onder hetzelfde oordeel. Het oordeel komt vanwege de Heer en Zijn hittige toorn (vers 26). De Heer wil dingen opbouwen, maar daarvoor is het noodzakelijk dat er eerst afbraak plaatsvindt. De mens wil eventueel wel een bepaalde opbouw, maar geen afbraak; hooguit een “verbouwing”. De Heer breekt alles eerst helemaal af en begint daarna opnieuw.

Bij Zijn wederkomst zal de Heer Israël uit het land verdrijven om haar vervolgens Zelf in het land te brengen. Eerst moet de Joodse staat volledig sterven, waarna de Joodse staat onder aanvoering van de Heer Zelf opnieuw tot leven zal komen. De weg van afbraak en opbouw komt overeen met de weg van dood en opstanding. Die weg is de Heer Zelf gegaan. Diezelfde weg gaat een ieder die tot geloof komt. De oude mens wordt afgelegd en men ontvangt nieuw leven. Men wordt een nieuwe schepping in Christus. Deze weg zal Israël ook gaan. De gehele schepping zal uiteindelijk die weg gaan. Dit zijn de enige plaatsen in de Bijbel waar woestheid en ledigheid tegelijkertijd worden genoemd.

Woestheid en ledigheid zijn een resultaat van de toorn van God over de zonde. God construeert die woestheid en ledigheid. Het betekent dat het leven verdwijnt. Alles wordt verwoest, maar tevens is het leven eruit geweken. -info- In Genesis 1 : 2 wordt niet vermeld wat woestheid en ledigheid inhouden. Daarom hebben wij de andere Schriftplaatsen opgezocht waar beide woorden eveneens voorkomen. Uit die teksten blijkt de betekenis. In Genesis 1 : 2 hebben woestheid en ledigheid dus dezelfde betekenis als in Jesaja 34 : 11 en Jeremía 4 : 23. Dit is de enige manier waarop de Bijbel op een juiste manier bestudeerd kan worden. Op twee plaatsen wordt dezelfde uitleg gegeven. De enige andere plaats waar beide begrippen vermeld worden, heeft dan eveneens die betekenis.

Uit het voorgaande kan het volgende worden geconcludeerd: De aarde kwam in Genesis 1 : 2 onder de hittigheid van de toorn van God, hetgeen woestheid en ledigheid tot gevolg had. Dat het begrip “ledigheid” vermeld wordt, geeft aan dat het niet alleen om dingen ging, maar tevens om leven. Dat wordt in Jesaja 34 : 11 en Jeremía 4 : 23 bevestigd. Dat oordeel was het gevolg van de zonde die toen op aarde was. Dit betekent, dat er in ieder geval leven op aarde was in de tijd van Genesis 1 : 1. Dat leven droeg verantwoordelijkheid, hetgeen inhoudt dat het om intelligent leven ging. Er leefden wezens die verantwoording schuldig waren aan de Heer. Zij kwamen onder de toorn van de Heer, omdat zij tegen Hem zondigden.

Er is nog één Schriftplaats die genoemd moet worden, omdat daar het begrip “thoohoe” voorkomt:

“Maar Israël wordt verlost door den HEERE, met een eeuwige verlossing; gijlieden zult niet beschaamd noch tot schande worden, tot in alle eeuwigheden. Want alzo zegt de HEERE, Die de hemelen geschapen heeft, Die God, Die de aarde geformeerd, en Die ze gemaakt heeft; Hij heeft ze bevestigd, Hij heeft ze niet geschapen, dat zij ledig zijn zou, maar heeft ze geformeerd, opdat men daarin wonen zou: Ik ben de HEERE, en niemand meer.” Jes. 45 : 17-18

In Jesaja 45 : 18 staat het woord “thoohoe”. Men heeft het vertaald met “dat zij ledig zou zijn“. Er staat dus feitelijk: “… Hij heeft haar niet geschapen als woestheid, …”. De vertalers hebben het anders vertaald,omdat zij geloofden dat God de aarde wél als woestheid had geschapen. Zij geloofden dat de aarde woest en ledig werd geschapen, waarna de Heer in zeven dagen orde op zaken heeft gesteld. Daarom heeft men iets anders vertaald dan er in het Hebreeuws staat. Genesis 1 : 2 zegt dat de aarde een woestheid was, hetgeen betekent dat de aarde een woestheid geworden moet zijn,want God heeft haar niet als woestheid geschapen. God heeft haar geformeerd, opdat men daarin wonen zou. Feitelijk staat er in het Hebreeuws dat God haar bewoond heeft geformeerd.

De aarde was geen woestheid, maar zij was bewoond (= niet ledig). Ook het woord “woestheid” geeft dus aan dat er geen leven aanwezig was. De aarde werd woestheid en ledigheid, maar voordien was er leven aanwezig. De aarde is bewoond geschapen, hetgeen inhoudt dat zij daarna woestheid en ledigheid geworden moet zijn. De vertalers hebben Jesaja 45 : 18 heel goed begrepen, maar zij hebben dat niet willen geloven en daarom hebben zij de inhoud van dit vers wegvertaald.

De aarde werd woestheid en ledigheid door de nederwerping der wereld. Het proces waarbij de aarde woestheid en ledigheid werd, heet in het Nieuwe Testament “de nederwerping (katabolè) van de wereld (kosmos)”. Dat gebeurde nauwkeurig met behulp van een richtsnoer en een paslood. Het was een nauwgezet geconstrueerde ruïne geworden, waaruit alle leven geweken was. Bij de schepping (fundering; themelios) was dat niet zo, maar het is zo geworden door de nederwerping van de wereld.

Er worden in Genesis 1 : 2 dus drie zaken genoemd: woestheid en ledigheid en duisternis. In de Statenvertaling wordt gesuggereerd, alsof het om twee zaken gaat. Dit is onjuist.Woestheid en ledigheid geven aan, dat er geen leven meer in aanwezig is. “Duisternis” geeft dit eveneens aan. Het licht is namelijk verdwenen en licht komt overeen met “leven” Joh.1: 4, 5, 9; Joh.3 : 19; Joh.8 : 12. Duisternis komt overeen met “dood”; het leven is eruit verdwenen. Er staan drie zelfstandige naamwoorden, die als synoniemen dienen te worden opgevat.

De afgrond

De volgende uitdrukking in Genesis 1 : 2 is “al peneej thehoom”, hetgeen vertaald is met “was op de afgrond”. Het woordje “was” staat er in het Hebreeuws niet en kan dus gewoon weggelaten worden. Het Hebreeuwse woordje “al” is terecht met “op” vertaald. Het kan echter ook met “wegens” of “vanwege” vertaald worden. In het Nederlands heeft “op” diezelfde betekenis. In de zin: “Op het fluitsignaal verlieten alle spelers het veld” is het duidelijk dat de spelers niet op het fluitje gingen staan, noch op het fluitsignaal. Het betekent dat de spelers naar aanleiding van (= vanwege) het fluitsignaal het veld verlieten. In het Hebreeuws heeft dit woordje dezelfde betekenis. Er staat dus: “En de aarde werd woestheid en ledigheid en duisternis vanwege …”.

“Al” betekent normaal “op”, “boven”, “over”, maar kan ook vertaald worden met dat, om, omdat. Deze woorden geven een reden aan. Enkele voorbeelden:

“En hij noemde den naam dier plaats Massa en Meriba, om den twist der kinderen Israëls, en omdat zij den HEERE verzocht hadden, zeggende: Is de HEERE in het midden van ons, of niet?” Ex.17:7

“En Ik zal Mijn oordelen tegen hen uitspreken over al hun boosheid; dat zij Mij verlaten hebben, en anderen goden gerookt, en zich gebogen hebben voor de werken hunner handen. ” Jer. 1 : 16

“Zo ontstak de toorn van Elihu, den zoon van Baracheël, den Buziet, van het geslacht van Ram; tegen Job werd zijn toorn ontstoken, omdat hij zijn ziel meer rechtvaardigde dan God.” Job 32 : 2

“Omdat” (= vanwege het feit dat) geeft de reden aan waardoor de aarde woestheid en ledigheid en duisternis werd. God schiep de hemelen en de aarde, die vervolgens woestheid en ledigheid en duisternis werden. Het eerste wat wij dan willen weten, is waarom dat gebeurd is. De oorzaak staat er direct achter: vanwege het verschijnen van de afgrond. In het Hebreeuws staat “peneej”, dat “gezicht”, “gelaat” (= de buitenkant van iets) betekent. In de Statenvertaling wordt het doorgaans met “aangezicht” vertaald. Het woord staat niet alleen voor het gezicht, maar tevens voor de buitenkant der dingen; de uiterlijke verschijning der dingen. Als wij over “aangezichtskaarten” (ansichtkaarten) spreken, kan er van alles op zo’n kaart staan, maar geen gezichten. Er kunnen landschappen, huizen, enzovoorts op afgebeeld staan. Het gaat om de buitenkant, waar men tegenaan kijkt.

Het woordje “peneej” (van paniem) wijst op de verschijning van iets. Als iets verschijnt,moet iets een aangezicht hebben. Als God verschijnt, heeft Hij een aangezicht,want wij leren Hem kennen van aangezicht tot aangezicht. Daarom wordt het woordje “peneej” ook voor de waterspiegel gebruikt. Het oppervlak van de zee is de buitenkant van de zee, waartegen men aankijkt. Dit woordje “peneej” is in de meeste vertalingen overgeslagen. Men heeft het niet vertaald. In het Hebreeuws staat het woord er en dus heeft het een betekenis. In de praktijk kan het woord meestal worden weggelaten, zonder dat het gemist wordt.

Wij kennen God van aangezicht tot aangezicht.Wij kunnen ook zeggen: Wij kennen God.Wanneer wij naar het oppervlak van de zee kijken, dan kijken we naar de zee. Wij kunnen zeggen: “Wij hebben iemands aangezicht gezien”. Wij zeggen echter: “Wij hebben iemand gezien”. Dat was uiteraard de buitenkant, want iets anders zien wij van iemand niet. Het is zó vanzelfsprekend, dat het woordje “peneej” meestal niet vertaald wordt. Vaak vindt men dat het woordje “peneej” alleen maar verwarring zaait. Daarom wordt het meestal niet vertaald.

Het is echter geen goede zaak om woorden uit “Het Woord” van God weg te laten. Het is ook gevaarlijk om dat te doen. Alle woorden uit het Woord van God dienen te blijven staan waar ze staan,want zij hebben een betekenis. “Peneej” staat voor de buitenkant, de werking van iets. Binnen dit vers past de vertaling met “het verschijnen” het beste.

De vertaling wordt dus:

“En de aarde werd woestheid en ledigheid en duisternis vanwege het verschijnen van de afgrond”.

Wanneer het letterlijk vertaald wordt, staat er: “… vanwege het aangezicht van de afgrond.

Het woord “afgrond” is de vertaling van het Hebreeuwse woord “thehoom”. -info- Let ook op de overeenkomst tussen “thoohoe” (= woestheid) en “thehoom” (Daarom is het in de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) vertaald met “vloed”. De zee is een afgrond, vol met water.

“Afgrond” staat niet alleen voor alles dat onder het oppervlak van de zee ligt, maar ook voor alles dat onder het oppervlak van het land ligt. “Afgrond” is een synoniem voor “dodenrijk”, “hel”, “hades” “graf” enzovoorts. Het wijst op alles dat onder de aarde is. Het gaat daarbij tevens om de werking van satanische machten.

De wereld uit Genesis 1 : 1 werd woestheid en ledigheid en duisternis vanwege het verschijnen van die afgrond. Die wereld bevindt zich ook heden ten dage nog op de bodem van de oceanen. De gehele aarde was overdekt met water. Zelfs de hemelen stonden vol met water. info Zowel de hemel als de aarde stond vol water. Het gaat om een werking van iets dat zich nu inmiddels in de afgrond bevindt.

De Bijbel spreekt daar niet uitgebreid over, want het is niet van belang hoe de oorspronkelijke schepping woestheid en ledigheid en duisternis werd. Het is van belang op welke wijze die gevallen wereld werd hersteld (gerestitueerd) en op welke wijze uit die herstelde schepping uiteindelijk een nieuwe schepping tot stand zal komen. Dáárover spreekt de Bijbel.

4. Spotters

Het Nieuwe Testament spreekt ook over de val van de oorspronkelijke schepping uit Genesis 1 : 1. In de brieven van Petrus gaat het over de aankondiging van de Heer dat Hij Zijn koninkrijk zou gaan oprichten; eerst over Israël en vervolgens over alle volkeren. Aan Petrus werd gevraagd waarom dat koninkrijk nog steeds niet was opgericht.  Petrus betoogt dat het lang duurt, maar dat het koninkrijk zál komen. Het ziet er niet naar uit dat het koninkrijk komt, maar de Heer heeft het beloofd en dus zál het komen. -info-

Petrus legt uit dat er in het verleden dingen gebeurd zijn die men niet verwachtte, maar die wel gebeurd zijn. God greep in de geschiedenis van de schepping in en Zijn oordelen kwamen zoals Hij ze voorzegd had. Het duurde soms lang,maar God had het beloofd en dus gebeurde het; op Zijn tijd.

“Dit eerst wetende, dat in het laatste der dagen spotters komen zullen, die naar hun eigen begeerlijkheden zullen wandelen, En zeggen: Waar is de belofte Zijner toekomst? want van dien dag, dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle dingen alzo gelijk van het begin der schepping. Want willens is dit hun onbekend, dat door het woord Gods de hemelen van over lang geweest zijn, en de aarde uit het water en in het water bestaande; Door welke de wereld, die toen was, met het water van den zondvloed bedekt zijnde, vergaan is. Maar de hemelen, die nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, en worden ten vure bewaard tegen den dag des oordeels, en der verderving der goddeloze mensen. .” 2Petr. 3 : 3-7

Spotters trekken de belofte van de wederkomst van de Heer in twijfel. Het gaat hier niet over mensen die van niets weten. Het gaat over mensen die de Schrift (gedeeltelijk) kennen, maar niet geloven. Men stelt het Woord van God ter discussie. Men gelooft wel dat de vaderen (Abraham, Izak en Jakob) geleefd hebben,maar men denkt dat alle dingen altijd blijven zoals zij waren. Zij worden “spotters” genoemd, want de dingen blijven namelijk niet altijd zoals zij waren. Bepaalde dingen zijn hun willens onbekend. Men weet bepaalde dingen niet, omdat men ze niet wil weten. Men maakt zichzelf dus iets wijs, waardoor de Bijbelse waarheid geen plaats heeft in hun filosofieën. Men heeft alles “kloppend gemaakt”, waarna men de Waarheid niet nodig meent te hebben. Die Waarheid zou hun beeld alleen maar verstoren. Men kan dingen weten, maar men wil ze niet kennen.

Het betekent bovendien dat het om dingen gaat die altijd bekend zijn geweest. God geeft het geopenbaard, maar men heeft het niet willen weten. Als men vragen heeft, moet men die blijven stellen totdat men er een antwoord op heeft, want er is áltijd een antwoord. Men dient geen genoegen te menen met de opmerking dat God het ons in het hiernamaals wel zal openbaren.Wie een antwoord op zijn vragen wil hebben, zál dat antwoord ook krijgen.Wanneer men een antwoord op een vraag krijgt, dient dat antwoord geaccepteerd te worden.

Wanneer iemand na verloop van tijd nog steeds geen antwoord op zijn vragen heeft, komt dat omdat hij het antwoord niet wil hebben. Het gaat hier nu uiteraard niet over vragen met betrekking tot het wezen van God, want dergelijke vragen worden niet beantwoord.Vragen met betrekking tot de schepping, het offer van de Here Jezus en dergelijke, worden altijd beantwoord, áls men dat antwoord tenminste zoekt. God openbaart die dingen.

De antwoorden op onze vragen zijn in “Het Woord” van God te vinden, want God heeft ons alles geopenbaard. Soms is het wel eens moeilijk om een antwoord te vinden, maar wie zoekt, zal vinden. Matth.7:7 Er zijn vragen die in het Woord van God niet beantwoord worden, maar zelfs in dat geval kan men zichzelf als gelovige wel die vraag stellen.

“Van over lang”

Ten aanzien van de oude schepping heeft God ons dingen geopenbaard. Het is de spotters echter onbekend, omdat zij niet willen weten. Petrus zegt er bij wat hen niet bekend is. Het is hun onbekend dat de hemelen van over lang geweest zijn. Hier staat niet hoelang de hemelen bestaan. De uitdrukking “van over lang” duidt op een tijd van vóór Genesis 1, want het is een uitdrukking die normaal gesproken slechts gebruikt wordt voor het bestaan van God en voor de Zoon. Hij is van ouds. Hij is de Oude van dagen. Daniël 7:9,13,22.

Er is ook sprake van de hemel, die van over lang is. Dat is de hemel der hemelen. Hier in 2 Petrus 3 : 5 gaat het over de twee hemelen, die van over lang geweest zijn. Dit duidt niet op de tijd van Adam, maar op een tijd die daarvóór lag. Het gaat hier om mensen die in de vaderen geloofden en die inmiddels ontslapen waren. Zij kenden de heilshistorie en kwamen tot de conclusie dat alle dingen altijd blijven zoals ze zijn. Ze hadden kennis van de door het Woord van God geworden schepping. Ze wisten alleen niet dat die schepping van over lang geweest is. Dat wisten zij niet, omdat zij meer waarde hechtten aan heidense filosofie en kosmogonie dan aan de Bijbel.

Het denkbeeld dat de wereld door God is gemaakt uit een soort “oersoep”, komt uit de Griekse kosmogonie en is zelfs nog ouder. Er was eerst chaos en die chaos werd zeer langzaam gevormd tot de wereld die wij nu kennen. Dit is het denkbeeld van de mensheid in de wereld. Het is precies omgekeerd aan de werkelijkheid die door de Bijbel naar voren wordt gebracht. God schiep de schepping niet als een chaos. God schiep de wereld ter bewoning. Het is later tot woestheid en ledigheid en duisternis geworden.Wat kosmos was, werd chaos.

Men wist dat niet, omdat men de heidense overlevering daaromtrent boven de Bijbel stelde. Bij het lezen van Genesis 1 gaat men uit van de eigen heidense opvatting. Die opvatting legt men in de tekst van Genesis 1. Dit gebeurt al vele eeuwen; ook binnen het christendom. Daarom is het voor het christendom onmogelijk om daarvan los te komen. Bovendien durft men niet toe te geven, dat de kerk eeuwenlang een foute leer heeft gevolgd. Men houdt bestaande opvattingen vast; ook wanneer de Bijbel het ánders vertelt. Dit doet men, omdat men anders zou moeten toegeven dat men eeuwenlang gedwaald heeft. Dit geldt met name in verband met het scheppingsverhaal.

Iedereen kan weten dat de wereld niet in zeven dagen tot stand gekomen is. Mensen die dat niet willen weten, zijn volgens Petrus spotters. Zij willen “Het Woord” van God niet accepteren. Ware wetenschap is slechts in Christus te vinden.Ware wetenschap is er alleen op grond van het Woord van God. Kol. 2 : 2-3 Wie het Woord van God aan de kant zet, zal nooit tot wetenschap (= kennis) komen.

Buiten de Bijbel bestaat er in Gods ogen geen wetenschap 1Korinthe 1:18-21. Er kan daarom nooit een discussie plaatsvinden tussen Bijbel en wetenschap.Wat de wereld wetenschap noemt, wordt door de Bijbel als “dwaasheid” aan de kant gezet. Het heeft geen enkele zin om met dwazen te discussiëren. Het heeft geen enkele zin om met ongelovigen (= mensen die “Het Woord” van God afwijzen) over de Bijbel te spreken. Het Woord van God is alleen bestemd voor mensen die daarin geïnteresseerd zijn. Gelovigen dienen het Woord van God niet als discussie-object te gebruiken,want dat is hetzelfde als paarlen voor de zwijnen werpen.

De hemelen zijn van over lang geweest. Dat is langer dan zevenduizend jaar.Dit geldt niet alleen voor de hemelen, maar ook voor de aarde, die uit en in het water bestaat (2 Petrus 3 : 5). “In het water” geeft aan dat de aarde door water omgeven is. “Aarde” betekent namelijk “het droge land”. Een planeet die Aarde heet, kent de Bijbel niet. Dat droge land is omgeven door water. Het bestaat ook “uit het water”, omdat het uit het water oprijst. De wereld die toen was, werd met het water van de vloed bedekt en is op die wijze vergaan. 2Petr.3:6

Het gaat nog steeds over spotters, die deze dingen niet willen weten. “Die toen was” geeft hetzelfde aan als “die van over lang geweest zijn”. Het wijst op de tijd van vóór Adam. Het gaat om de wereld, namelijk de twee hemelen en de aarde. Die wereld is door water vergaan. Dit betekent dat de beide hemelen en de aarde door water zijn vergaan. Het gaat dus niet alleen om de aarde, maar óók om de beide hemelen! De aarde is slechts eenmaal door water vergaan. De aarde is ten tijde van Noach niet vergaan; de beide hemelen evenmin.

In de dagen van Noach liep de aarde onder water, maar na ongeveer een jaar verdween het water weer van de aarde. De aarde was er nog steeds en Noach en de zijnen leefden op die aarde. In Genesis 1 staat dat de aarde uit de wateren oprees. Op die wijze kwam de aarde (weer) tot stand. In de dagen van Noach is de aarde niet vergaan,want de aarde verdween niet onder de wateren. De wateren kwamen omhoog.De sluizen van de hemel werden geopend en de aarde kwam onder water te staan. Na verloop van tijd trokken die wateren zich terug en bleef de aarde (het land) weer gewoon over.

In de dagen van Noach is de mensheid evenmin vergaan. Alle mensen stammen van Adam af. Hij leefde vóór Noach. Noach en de zijnen bleven bestaan, waaruit volgt dat de mensheid niet is vergaan. Dit geldt eveneens voor de dierenwereld. De dieren werden in de ark behouden. In de tijd van Noach werden alleen de goddelozen uitgeroeid; alleen de generatie die toen leefde.

De vergane wereld

De wereld is “van over lang” vergaan. Dit betekent dat de wereld vóór de dagen uit Genesis 1 vergaan is. Het verslag van het vergaan van die wereld staat in Genesis 1 : 2. Petrus zegt dat niet alleen de aarde onder water kwam te staan, maar ook de hemelen.De beide hemelen omvatten de atmosfeer en de sterrenhemel. Bij het begin van de tweede dag uit Genesis 1 was er alleen water. Op de tweede dag werden die wateren aan de kant gedrukt. Het uitspansel ontstond doordat het water naar boven en naar beneden werd gescheiden. “Het uitspansel” is hetzelfde als “de beide hemelen” (Genesis 1 : 6-8). In Genesis 1 : 8 staat het Hebreeuwse woord “shamajiem” dat eveneens in Genesis 1 : 1 genoemd werd. Het dient vertaald te worden met “beide hemelen”.

Petrus zegt dat het spotters willens onbekend is dat de hemelen en de aarde van over lang geweest zijn. Het is hen eveneens willens onbekend dat die wereld door het water van de vloed is vergaan. De vertaling met “van de zondvloed bedekt zijnde” is afgeleid van het Griekse werkwoord “katakluzo”. Het betekent: met een grote vloed bedekken (= volledig overstromen; overdrachtelijk: totaal overweldigen, compleet wegvagen). Het gebruik van dit werkwoord verwijst niet terug naar de dagen van Noach. In de dagen van Noach was er weliswaar een grote vloed, maar de vloed in de tijd van Genesis 1 : 2 was vele malen groter. In de dagen van Noach verging er in verhouding bijna niets, terwijl in de tijd van Genesis 1 : 2 alles verging; door water verging de gehele wereld.

Velen geloven wel in een catastrofe ten tijde van Noach, maar niet in een catastrofe die alles vernietigde (Genesis 1 : 2). Het woord “zondvloed” is de vertaling van het Griekse woord “kataklusmos”. Het betekent “grote vloed”. Over de vloed ten tijde van Noach wordt wel gesproken in Matthéüs 24 : 38, 39, Lukas 17 : 27 en 2 Petrus 2 : 5. In die Bijbelgedeelten wordt de naam van Noach genoemd, zodat daar geen twijfel over kan bestaan. De beschrijving in 2 Petrus 3 past echter niet bij de tijd van Noach. De hemelen die nu zijn, kwamen op de tweede dag tot stand; niet in de dagen van Noach. In de dagen van Noach zijn de hemelen namelijk niet vergaan.

De aarde die nu is, is dezelfde aarde waarop Adam leefde. In de tijd van Noach kwam er namelijk geen nieuwe aarde, want de aarde verging in zijn dagen niet. Die hemelen en aarde zijn door hetzelfde Woord (waardoor zij geschapen zijn) als een schat weggelegd. Ze worden voor het vuur bewaard. In de dagen van Petrus waren er spotters die zeiden dat de wederkomst (met de daarmee gepaard gaande oordelen) niet zou plaatsvinden. Petrus betoogt dat het spotters zijn die niet willen weten dat de oorspronkelijke wereld onder de toorn van God is gevallen en daardoor woestheid en ledigheid en duisternis werd. De eerste keer dat het gebeurde, wordt door die spotters niet geloofd. De tweede keer wordt evenmin geloofd,maar dat oordeel zal zéker komen; niet door water,maar door vuur.

Gelovigen die “Het Woord” van God accepteren, geloven dat in de toekomst Gods oordeel zal plaatsvinden en zij geloven tevens in het oordeel dat in het verleden heeft plaatsgevonden. Het toekomstig oordeel zal door vuur plaatsvinden, terwijl het oordeel in het verleden door water plaatsvond. Het enige tijdstip waarop dat oordeel van water kan zijn gekomen, is in de dagen van Genesis 1 : 2. De toorn van God kwam over de toenmalige wereld. Die toorn kwam eveneens over het leven, dat op de toenmalige aarde was.

We hebben reeds gezien dat “woestheid en ledigheid” inhoudt dat het leven verdween. De aarde uit Genesis 1 : 1 was bewoond. Dit is ook de enige reden waarom de aarde geoordeeld werd. De toorn van God kan alleen over de aarde komen als er leven op die aarde aanwezig was. Het oordeel van God komt niet uitsluitend over dode materie,want die kan nergens voor gestraft worden.

Enoosh

Het oordeel kwam over de aarde, hetgeen betekent dat er levendewezens op de aarde van Genesis 1 : 1 hebben geleefd. In het Nederlands is mij slechts één boek bekend dat zich met deze materie bezighoudt. Dit boek is door Dr. W. J. Ouweneel geschreven en heet “Kanttekeningen bij Genesis 1”. Het is uitgegeven door “Het Woord der waarheid” te Winschoten. In dat boek zet hij op kundige wijze dezelfde dingen uiteen als die in deze studie naar voren komen. Hij benadert dit onderwerp uiteraard veel meer vanuit zijn natuurkundige achtergrond. Hij komt tot dezelfde conclusies, maar hij haakt af zodra hij bij het punt komt dat er leven op aarde moet zijn geweest. Hij ontkent dat er leven kan zijn geweest op de aarde van Genesis 1 : 1. Hij voert hier twee “bewijzen” voor aan.

Ten eerste:

“En heeft uit één bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt, om op den gehelen aardbodem te wonen, bescheiden hebbende de tijden te voren geordineerd, en de bepalingen van hun woning; ” Hand. 17 : 26

Dr. Ouweneel haalt deze tekst aan met als argument, dat er vóór Adam geen mensen geleefd hebben, want alle mensen zijn uit één bloede gemaakt. Dit is juist, maar het gaat hier om “mensen”. Het Griekse woord is “anthropos” dat overeenkomt met het Hebreeuwse woord “Adam”. Vanuit het Hebreeuws zou er “het geslacht van Adam” hebben gestaan. Er is uiteraard geen enkele gelovige die ontkent dat alle Adamieten van Adam afstammen. Afstammelingen van Adam kunnen logischerwijs niet geleefd hebben vóór Adam geschapen werd. Dit vers is feitelijk geen argument in verband met Genesis 1 : 1. De nu levende mensheid stamt van Adam af.

Vóór Adam is er leven op aarde geweest, maar dat waren uiteraard geen Adamieten. “Adam” wordt met “mens” vertaald, maar het woord “Adam” is niet van toepassing op de wezens die ten tijde van Genesis 1 : 1 geleefd hebben. Handelingen 17 : 26 zegt niet dat er vóór Adam geen wezens hebben geleefd. Dit vers zegt hooguit dat al het huidige menselijke leven van Adam afstamt.

Ten tweede:

“Voorts noemde Adam de naam zijner vrouw Heva, omdat zij een moeder aller levenden is.” Gen. 3 : 20

Dr. Ouweneel haalt dit vers aan om aan te geven dat alle mensen van Eva afstammen. Er zouden daarom vóór Adam en Eva geen wezens hebben geleefd op aarde. “Levenden” wordt in dat geval echter gelezen alsof er “doden” zou staan. Hier staat dat Eva de moeder is van een ieder die vanaf dat moment zal leven. Er staat niet dat Eva de moeder is van allen die geleefd hebben. Dat is ook niet zo. Het houdt in dat er nu geen mensen leven die afstammen van een tijd van vóór Adam.

Er zijn ook mensen die menen dat er mensen zijn die niet van Noach afstammen, maar van Kaïn. Dit is Bijbels gezien onjuist. Er is in de Bijbel wel sprake van Kenieten (= afstammelingen van Kaïn), maar zij stammen niet af van Kaïn, de zoon van Adam. Zij stammen van een andere Kaïn af, namelijk van één van de leden van de schoonfamilie van Mozes. Deze Kaïn leefde dus veel later dan de eerste Kaïn.Men gebruikt dergelijke Bijbelse gegevens om dingen te beweren die rechtstreeks in strijd zijn met de Bijbel.

De twee argumenten die door Dr. Ouweneel worden aangehaald zijn feitelijk geen argumenten. Het is heel goed mogelijk dat er vóór Adam intelligente wezens hebben geleefd. Er is een oordeel over de toenmalige wereld en haar bewoners gekomen. Het woord “Adam” wordt weliswaar met “mens” vertaald, maar het betekent niet “mens”, maar “rood”. Adam (Hebreeuws: oda) werd uit de aardbodem (Hebreeuws: “adamah”;) genomen. Daaraan dankt hij eigenlijk zijn naam. Toch wordt “Adam” vaak met “mens” vertaald; met name in de uitdrukking “been Adam”, “zoon des mensen”. De uitdrukking betekent “zoon van Adam”. Het slaat op de Erfgenaam van de eerste mens, namelijk Adam.

Die Erfgenaam is geroepen om de aarde te onderwerpen en daarover te heersen. Dat is de Here Jezus Christus, de tweede/laatste Adam. Het nieuwtestamentische woord voor “mens” is “anthroopos”. Dit is een equivalent voor “Adam”. Het betekent “mens”, maar dan alleen in de betekenis van “afstammend van Adam”. Het Hebreeuws kent echter nog twee woorden die met “mens” vertaald worden, namelijk “enoosh” en “iesh”. De term “Adam” wordt voor Adam en al zijn afstammelingen gebruikt. Daarom is er helemaal geen behoefte aan nog een ander woord voor “mens”. Toch bestaat er wel zo’n woord, omdat de Bijbel wezens kent die “mens” (enoosh of iesh) zijn, maar niet van Adam afstammen.

Als voorbeeld nemen wij Genesis 6 : 4.

“In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren, en zich kinderen gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van name. ” Gen. 6 : 4

“De dochteren der mensen” waren de dochters van Adam. In de uitdrukking “mannen van name” is het woord “mannen” de vertaling van het meervoud van “enoosh”. Het gaat hier om mensen die niet van Adam afstammen. Het zijn wel mensen, maar geen Adamieten. Deze wezens werden namelijk niet door afstammelingen van Adam verwekt, maar door “zonen Gods” (= engelen). Daarom waren het geen rechtstreekse zonen van Adam en worden derhalve aangeduid met de term “enoosh”.

De Bijbel kent dus wezens die mensen zijn, maar die niet van Adam afstammen. Het gaat hierbij om reuzen, Enakieten. Ze stamden niet van Adam af en werden door de zondvloed uitgeroeid. Later zijn deze wezens overigens vele malen uitgeroeid. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er vóór Adam mensen kunnen hebben geleefd, maar dat waren geen Adamieten.

Deze dingen zijn sommige mensen onbekend, omdat de Schrift niet expliciet over deze dingen spreekt. Dit betekent dat de Bijbel niet rechtstreeks over deze dingen spreekt. Het gaat namelijk om zaken die niet bij de wereld horen zoals wij die kennen. Het hoort bij een wereld die vóór deze tegenwoordige wereld was.Wij hebben daar feitelijk niets mee te maken. De Bijbel noemt wel bepaalde zaken, maar die komen wij pas te weten wanneer wij de Schrift bestuderen.Wie oppervlakkig leest, vindt die nooit.

De letterlijke betekenis van de uitdrukking “zonen Gods” is “erfgenamen van God”. In de Bijbel heeft erfrecht met “mede heerschappij hebben” te maken. Wie erfgenaam is, heeft mede deel aan de bezittingen van de erflater. De zoon deelt in de bezittingen van de vader. Een zoon van God is iemand die met God over de schepping regeert. Dat slaat in de eerste plaats op engelen. De uitdrukking “zonen Gods” is in het Oude Testament de normale aanduiding van engelen. Vervolgens kan de uitdrukking ook op de mens van toepassing worden gebracht, omdat de mens eveneens met God over de schepping zal regeren.

Demonen

De Bijbel gebruikt het woord “Adam” niet in het algemeen, maar alleen voor afstammelingen van Adam. Als soortnaam voor “mens” gebruikt de Bijbel het woorden “iesh” of “enoosh”. Dit woordgebruik wordt gehanteerd, omdat er “enooshiem” zijn die niet van Adam afstammen. In de Bijbel komen dergelijke wezens voor. Daarmee zeg ik niet dat dergelijke wezens vandaag de dag voorkomen. De Bijbel erkent dergelijke wezens. Deze wezens kunnen heel goed vóór Adam hebben geleefd, zoals zij ook ná Adam geleefd hebben. Tot deze conclusie geeft de Bijbel alle aanleiding, zoals zal blijken uit het nu volgende.

De Bijbel kent een soort wezen dat in de Schrift verder niet expliciet verklaard wordt, maar wel impliciet. -info-
Men weet niet wat het is of men wil het niet weten. Ik doel hier op “demonen”. Het woord “demon” is in de Statenvertaling veelal wegvertaald.Wanneer het woord “demon” (Grieks: “daimonion”; voorkomt, wordt het met “duivel” vertaald. Meestal staat het woord in het meervoud en is het vertaald met “duivelen”. Dit is echter niet correct, aangezien het woord “duivel” (Grieks: “diabolos”) de aanduiding is voor de satan.Wanneer in de Statenvertaling “duivelen” staat, staat daar dus “demonen”. Het begrip “demonen” brengt men meestal van toepassing op gevallen engelen. Dit is onjuist,want het is in die betekenis in de Bijbel niet terug te vinden. De Bijbel noemt het “boze geesten”, maar daarmee weet men nog niet wat “demonen” zijn. Er wordt alleen mee aangegeven dat demonen “geesten” zijn.

Een geest is iets onzienlijks. Het gaat hier om levende wezens die onzienlijk zijn. Daarom worden het “geesten” genoemd. Het begrip “Geest” wordt op God toegepast, want Hij is een levend Wezen en Hij is onzienlijk. Dit geldt voor de Heilige Geest, Christus en engelen. De Bijbel kent ook boze geesten, zonder dat verklaard wordt wat voor wezens het precies zijn. Het wijst uiteraard niet op God, de Heilige Geest of op Christus. Aangezien het geen Adamieten zijn, omdat Adamieten zienlijk zijn, concludeert men doorgaans dat het op gevallen engelen betrekking heeft. Het begrip “boze” wordt daarbij geïnterpreteerd als “gevallen”. Het begrip “geesten” wordt vervolgens geïnterpreteerd als “engelen”,waarbij men er stilzwijgend van uitgaat dat alle geesten “engelen” zijn. Dit is onjuist. Op deze wijze vult men Bijbelse begrippen vanuit een eigen visie in. Bovendien vraagt niemand zich daarbij af wat een gevallen engel is. Men vraagt zich daarbij evenmin af waarom zo’n gevallen engel zich dan zo vreemd gedraagt. Boze geesten/demonen doen vreemde dingen.

De Bijbel gebruikt voor deze wezens twee verschillende uitdrukkingen, namelijk “demonen” en “boze (onreine) geesten” (o. a. Lukas 4 : 33 en 8 :2). Dit is heel opmerkelijk. De Bijbel doet dit bovendien zeer nadrukkelijk. Het is niet zo dat de ene Bijbelschrijver de uitdrukking “demonen” gebruikt en de andere schrijver de uitdrukking “boze geesten”. Beide uitdrukkingen worden door dezelfde schrijver gebruikt; soms zelfs binnen één vers. Het zijn twee uitdrukkingen voor één soort wezen. Dit betekent dat “boze geest” iets toevoegt aan het begrip “demon” en andersom. “Boze geest” verklaart wat een “demon” is en andersom. “Boze geest” is een neutrale uitdrukking. Het verklaart niets.

De uitdrukking “demon” vindt zijn oorsprong niet in de Bijbel en het wordt daarin ook niet verklaard. De oorsprong ligt in de Griekse mythologie, die ouder is dan het Griekse deel van de Bijbel. Het Griekse woord “demon” was dus al bekend vóór het nieuwtestamentische (Griekse) deel van de Bijbel tot stand kwam.

Dit geldt overigens eveneens voor de Griekse vertaling van het Oude Testament. De Griekse mythologie is veel ouder. In de Bijbel krijgen die Griekse woorden vaak een betekenis mee die afwijkt van de normale Griekse betekenis van zo’n woord. De Bijbel gebruikt het woord “demon”, dat uit de Griekse mythologie afkomstig is. De Bijbel gebruikt dit woord, hoewel er een andere uitdrukking voor is, namelijk “boze geest”. Desondanks gebruikt de Bijbel dit woord uit de Griekse mythologie.Dit betekent dat het woord “demon” verklaart wat de uitdrukking “boze geest” betekent. De Bijbel verklaart het begrip “demon” verder niet, zodat uit de Griekse mythologie moet worden bekeken wat het woord betekent. Wanneer dát bekend is, is tevens bekend wat de Bijbel ermee bedoelt. De Bijbel geeft er namelijk geen andere betekenis aan. Het wordt alleen aangevuld met de uitdrukking “boze geest”.

De Griekse mythologie

In de Griekse mythologie zijn demonen alleen “geesten”. Er zijn goede en kwade geesten. De Bijbel zegt dat het allemaal “boze” geesten zijn. In de mythologie wordt het gebruikt voor wezens die “geest” (onzienlijk) zijn. De mythologie verklaart hoe die wezens tot stand zijn gekomen. In de mythologie kent men de leer van de restitutie. Men gaat uit van het ontstaan van de wereld: uit chaos tot kosmos. Op de aarde woonden toen mensen die in volkomen harmonie leefden. Men hoefde niet te werken. Er waren geen seizoenen (= het was altijd zomer). De gewassen brachten twaalf maanden per jaar vrucht voort. Bovendien stierven de mensen niet. Men hoefde evenmin te lopen, want men zweefde boven de aarde.

De mythologie schildert ons een beeld van wat wij “een niet gevallen mensheid” zouden noemen. Er ontstond echter een strijd tussen de goden. Dit vinden wij vaak vreemd, maar de Bijbel spreekt ook over een strijd tussen goden. De ene god nam de macht van de andere god over. Bij die gelegenheid werd de mens sterfelijk en kwamen er seizoenen op aarde. Bij de opvolging van de macht in de hemel kwam er een vloek over de mensheid. Die mensheid stierf grotendeels. De mythologie vertelt niet duidelijk hoe dat gebeurde. Er zijn verschillende lezingen. Het resultaat was in ieder geval dat de mensheid stierf. Dit had uiteraard tot gevolg dat hij zijn lichaam kwijtraakte.

Als een mens zijn lichaam kwijtraakt, blijft er “geest” over. De mens raakt het zienlijke deel kwijt en het onzienlijke deel blijft over. Daarna blijken er toch weer mensen te leven, hoewel uit de mythologie niet valt op te maken waar die mensen vandaan komen. Bij die daarna levende mensheid was er nog steeds sprake van de in de dood terecht gekomen oorspronkelijk levende mensheid. Die geesten leefden voort op aarde, maar zonder lichaam. Vanwege hun aard gingen deze geesten fungeren als boodschappers tussen de goden en de mensen. Zij waren de ideale middelaars, want zij waren van oorsprong mens, maar waren geesten geworden.

De Griekse mythologie leert dat deze wezens fungeren als boodschappers tussen goden en mensen. Het zijn de laagste soort goden die men zich kan voorstellen. Deze wezens worden “demonen” genoemd. Het woord “demon” is in de Griekse mythologie dus van toepassing op wezens die geesten zijn, maar mensen waren. In principe is een mens ook geest, waarbij die geest in een lichaam woont. Met name de Griekse mythologie, maar tevens alle mythologieën over de gehele aarde, spreken over het verschijnsel dat er een oorspronkelijke wereld was die in volkomen harmonie bestond. Die hoogstaande beschaving viel echter en verdween. Alle mythologieën zijn eensluidend over de plaats: ze is op de bodem van de zee terechtgekomen; overspoeld met water. Het is een verzonken beschaving.

Dit vindt men over de gehele wereld terug. Alle oude beschavingen kennen zo’n verzonken beschaving en de Bijbel doet dat eveneens. Die beschaving verging niet in de dagen van Noach, maar daarvóór. In de Bijbel wordt het in Genesis 1 : 2 genoemd. De oorspronkelijke wereld is door water geoordeeld. De wezens die vóór Adam op die oorspronkelijke aarde leefden, zijn nu nog bekend onder de naam “demonen”. De Bijbel gebruikt het begrip “afgoden” voor demonen. 1 Korinthe 8 Eén van de Griekse woorden voor “godsdienst” hoort letterlijk vertaald te worden met “dienst aan demonen”. Hand. 17 : 22; 25 : 19. De goden die de Grieken dienden,waren in de eerste plaats demonen; de laagste soort geestelijke macht, omdat het slechts de geest van een omgekomen mens van de oorspronkelijke schepping is.

De overname van de macht waarover de mythologie spreekt, komt overeen met de poging van de satan om de macht van God over te nemen. Sinds de nederwerping der wereld is de satan degene die de wereld regeert. Het is onzeker of hij dat daarvóór ook deed. De satan is de god dezer eeuw. 2 Kor. 4 :4 en overste van de macht der lucht. Éfeze 2 : 2 Dat was hij oorspronkelijk niet, want hij was een overdekkende cherub. Ezech.28 : 14 De satan kwam in opstand tegen God (vergelijk Ezechiël 28 : 11-19; Jesaja 14 : 11-16). Dit had tot gevolg dat de levende mensheid in zonde (= dood) viel. God heeft de met satan gevallen wereld geoordeeld. Daardoor werd die wereld woestheid en ledigheid en duisternis.

Die nederwerping was het begin van het verlossingsplan van God. Het oude moest verdwijnen en God brak het daarom af. Daarna maakte Hij een begin met een herstel (gedurende de zeven dagen). Het einde van Genesis 1 : 2 is het begin van dat herstel: de Geest van God broedde op de wateren en God zei: “Daar zij licht“. Er kwam licht en daarmee kwam er leven.

Bij zijn opstand tegen God was de satan niet uit op de vernietiging van de schepping en dat is hij nu evenmin. Integendeel! Hij wil(de) de schepping zo goed en mooi mogelijk hebben, maar alleen tot zijn eigen eer. Hij regeert namelijk over de schepping en daarom is hij absoluut niet uit op de vernietiging van zijn rijk. God wierp de oorspronkelijke schepping echter neer. Dat was in strijd met de wil van de satan. Vervolgens heeft God de schepping in zeven dagen tot op zekere hoogte hersteld. Dat herstel heet in de Bijbel “zwangerschap” . Rom. 8 : 19-22

5. Herstel in zeven dagen

Velen vragen zich af waarom God de wereld in zeven dagen herstelde. God had toch ook meteen nieuwe hemelen en een nieuwe aarde kunnen maken? Waarom werd deze herstelde wereld tot stand gebracht, als deze wereld toch weer moet verdwijnen? Waarom wordt de wereld tweemaal geoordeeld; eenmaal door water en eenmaal door vuur? God heeft dit alles gedaan, omdat op deze wijze tot uitdrukking komt dat God in dit verhaal niet de Verliezer is. Hij is dat ook nooit geweest.Wij vatten het vaak op als zou God de strijd destijds hebben verloren. God heeft geen enkele strijd verloren!

Het herstel in zeven dagen van de gevallen schepping is een zwangerschap. Het is daarom niet nodig om te vragen waarom God de wereld herstelde. De enige reden is: om iets nieuws voort te brengen. Een wereld die een nieuwe wereld voortbrengt, is nooit mislukt, want die heeft haar roeping vervuld.

De oerwereld werd door God geschapen. Die wereld viel in de macht van de satan. Daarom werd die wereld door God nedergeworpen, waardoor zij woestheid en ledigheid en duisternis werd. Daarna werd die gevallen wereld door God Zelf in zeven dagen hersteld. Het gevolg was het tot stand komen van de ons nu bekende wereld. De aarde die op de derde dag uit het water oprees, was dezelfde aarde die in Genesis 1 : 1 werd geschapen. Het land werd niet geschapen, maar kwam slechts uit het water omhoog. God gebood en daarom trokken de wateren zich terug,waardoor het land zichtbaar werd.

God formeerde de aarde. Het was geen scheppingsdaad. Als er iets uit iets ouds te voorschijn komt, heet dat “geboorte”. Het is namelijk een nieuwe generatie. Toen God de wereld herstelde zei Hij niet dat het volmaakt was. Hij zei dat het “goed” was. Het voldeed namelijk aan het doel dat God Zich gesteld had. Adam werd op die gedeeltelijk herstelde aarde gezet. Hij werd in de hof geplaatst en kreeg de opdracht om de hof te bouwen en te bewaren (Genesis 2 : 15). Dat was noodzakelijk, omdat de rest van de aarde absoluut geen hof was. De hof moest uitgebreid worden en moest bewaard/bewaakt worden, omdat de aarde vijandig tegenover de hof stond. Het was geen volmaakte aarde.

God gaf Adam de opdracht om de aarde te onderwerpen (Genesis 1 : 28). “Onderwerpen” geldt alleen in verband met vijanden. Adam faalde en stierf,omdat hij uit de gevallen aarde genomen was en dus aards was. 1Kor. 15 : 47

“Alzo is er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste Adam tot een levendmakenden Geest. Doch het geestelijke is niet eerst, maar het natuurlijke, daarna het geestelijke. De eerste mens is uit de aarde, aards; de tweede Mens is de Heere uit den Hemel. Hoedanig de aardse is, zodanige zijn ook de aardsen; en hoedanig de Hemelse is, zodanige zijn ook de hemelsen. En gelijkerwijs wij het beeld des aardsen gedragen hebben, alzo zullen wij ook het beeld des Hemelsen dragen.” 1Kor. 15 : 45-49

Het gaat in 1 Korinthe 15 om dood en opstanding. Binnen dat verband wordt gezegd, dat de eerste mens uit de aarde en dus aards was. De tweede/laatste Mens is niet uit de aarde, maar uit de hemel. De oude mens sterft omdat hij uit de aarde, aards is. De zonde speelt daarin weliswaar een rol, maar is niet van doorslaggevende betekenis.

“In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren.” Gen 3 : 19

Adam geformeerd uit de aardbodem

De eerste mens werd geformeerd uit het stof van de aardbodem (Genesis 2 : 7). Adam werd uit een gevallen wereld geformeerd en daarom keerde hij tot die gevallen wereld terug. Er is dus nooit sprake van evolutie, want oude – gevallen – dingen zijn niet te verbeteren. Het valt altijd terug. De mens is weliswaar in staat om dieren (tot op zekere hoogte) in een bepaalde richting te fokken, maar dat moet voortdurend begeleid worden, want anders keert die gefokte vorm terug naar de oorspronkelijke vorm. Adam stierf, omdat hij gezondigd had? Dit is slechts ten dele waar. Genesis 3 : 19 zegt dat hij stierf, omdat hij uit de aarde genomen was.

Dit leidt slechts tot één conclusie: de mens zondigde, omdat hij uit de aarde genomen was. Dit is juist,want hij werd gemaakt uit een gevallen aarde die onder de macht van de satan lag. De Bijbel verwijt Adam niets. Hij werd weliswaar geconfronteerd met de consequenties van zijn daad, maar het wordt hem nergens verweten. God deed dit niet, omdat Hij wel wist dat Adam er niets aan kon doen. Dit geldt overigens ook voor ons: wij zijn zondaren, maar de Bijbel verwijt ons dat nergens. We dienen wel de consequentie te aanvaarden van ons zondaar-zijn. Adam en wij ontvangen geen eeuwig leven, omdat wij netjes hebben gedaan wat God gezegd heeft, maar omdat wij geloven wat God gezegd heeft.

Men spreekt vaak over het “proef-gebod” van God. Vervolgens zegt men dat de aarde volmaakt was, maar door de zondeval van Adam werd vervloekt. “Om uwentwil” betekent echter “ten opzichte van u” of “in relatie tot u”. Het betekent niet dat het door Adam veroorzaakt werd. De aardbodem gedroeg zich ten opzichte van Adam als vervloekt, omdat hij met een andere aardbodem te maken kreeg. Eerst was hij in de hof en daar had hij geen enkel probleem. Hij werd uit de hof gezet. Buiten de hof gedroeg de aardbodem zich vijandig tegenover Adam. Daar wijst de uitdrukking “om uwentwil” op. Dit geldt voor de gehele Bijbel. Adam veroorzaakte de vervloeking van de aardbodem niet. De aardbodem werd ten opzichte van Adam vervloekt; door God. Adam kreeg met een vijand te maken, namelijk de aardbodem, waaruit hijzelf genomen was. Daardoor was hij zijn eigen vijand. Dit is hét probleem van elk mens.

Volgens Genesis 3 : 19 stierf Adam, omdat hij uit de aarde genomen was. Hij was stof en zou tot stof wederkeren. Er wordt met geen woord over zijn zondige daad gesproken. De oorsprong van Adam bepaalde namelijk de bestemming van Adam. Hieruit is duidelijk dat God van alle dingen op de hoogte was. God wist dat Adam eigenlijk al gevallen was vóórdat hij bestond,want hij kwam voort uit een gevallen aarde. Fundamenteel was er dus niets aan de hand toen Adam zondigde. De straf op de zonde is niet dat de aardbodem vervloekt werd. Daar zou de aardbodem veel meer last van hebben dan de mens. De “bezoldiging van de zonde is de doodRom. 6 : 23 en niet de vervloeking van de aardbodem.

De mens Adam werd uit de hof gezet, opdat hij niet van de boom des levens zou eten. Gen. 3 : 22-24 Adam werd bij de boom des levens vandaan gehouden, opdat hij daar niet van zou eten, want daardoor zou hij eeuwig leven. Had Adam voor zijn zondeval eeuwig leven? In zichzelf niet. Adam leefde en hoefde niet te sterven als hij maar van de boom des levens at. Doordat de weg tot de boom des levens werd afgesneden, stierf hij uiteindelijk lichamelijk. Het afgesneden worden van de boom des levens was feitelijk de dood van Adam. Hij werd namelijk afgesneden van het leven dat in de boom des levens is. -info-

Adam is de voorloper en verwekker van de Here Jezus Christus. Hij was een voorbeeld/type van Hem Die komen zou. God gaf aan Adam een opdracht, opdat die opdracht door zijn Erfgenaam, de Here Jezus Christus, zou worden uitgevoerd. Niet door de eerste, maar door de tweede Adam zou die opdracht worden uitgevoerd. De opdracht die aan Adam werd gegeven kon nooit door Adam uitgevoerd worden. De opdracht is rechtstreeks op de Zoon van Adam van toepassing. De opdracht aan Adam was tweeledig.

“En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerp haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt! .” Gen 1 : 28

Adam was niet in staat om de aarde – namens God – aan zich te onderwerpen. Hij was wel vruchtbaar en daardoor werd die opdracht toch door Adam vervuld. De opdracht werd niet door de méns Adam vervuld, maar wel door de sóórt Adam,waarvan Christus de laatste Erfgenaam is.

“Daarom, gelijk door één mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben. ” Rom. 5 : 12

Het woord “wereld” is hier gebruikt in de betekenis van “mensenwereld”. Dat blijkt uit dit vers. Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en daardoor de dood. De dood is tot alle mensen doorgegaan. “De wereld” komt hier overeen met “alle mensen”. Heel dit hoofdstuk spreekt over de mensheid in Adam in tegenstelling tot de mensheid in Christus. Het gaat niet om de schepping als zodanig, maar om een deel van de schepping, namelijk de mensheid. De zonde als zodanig was al in de wereld (hemelen en aarde) aanwezig voordat Adam geschapen werd. De zonde kwam namelijk in de wereld door de zondige satan. De satan was eerder een zondaar dan Adam. Adam kwam op een vijandige aarde terecht en die zondige aarde had een uitwerking op Adam.

Een zwangere wereld

Volgens 2 Petrus 3 : 7 wordt de oude schepping niet door water vernietigd, maar door vuur. Daarna ontstaan een nieuwe aarde en nieuwe hemelen. 2 Petr. 3 : 13 De oude aarde en hemelen zullen verdwijnen en er zal geen plaats meer voor ze worden gevonden. Openb. 20 : 11; 21 : 1 want er zal een nieuwe schepping tot stand komen. Die nieuwe schepping komt voort uit de oude schepping, want het is een “bevalling”. De gehele verlossing komt door verlossing/voortplanting tot stand. De oude schepping werd zwanger en zal ter bestemder tijd een nieuwe schepping voortbrengen. De zwangere wereld die wij om ons heen zien, is niet in haar gewone doen.

Als een vrouw zwanger wordt, gaat zij zich anders gedragen (augurken eten). Als een vrouw zich vreemd gedraagt, wordt haar al snel de vraag gesteld of zij zwanger is. Het is zelfs spreekwoordelijk geworden. De wereld is zwanger en gedraagt zich daarom anders dan normaal.

“Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods. Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil, die het der ijdelheid onderworpen heeft; Op hoop, dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij weten, dat het ganse schepsel te zamen zucht, en te zamen als in barensnood is tot nu toe. ” Rom.8 : 129-22

De schepping wacht op het openbaar worden van de zonen/erfgenamen van God. De schepping is aan de ijdelheid onderworpen. “IJdelheid” is in het Hebreeuws de naam Abel Gen.4 : 2-9. Van Abel weten wij alleen dat hij een offer bracht en stierf. Dit is, fundamenteel gezien, hetzelfde. Hij bracht een offer en dus stierf hij. Beide zaken houden verband met elkaar.Verder weten wij niets van Abel en dat komt volledig met de betekenis van zijn naam overeen: ijdel. Hij speelt verder geen enkele rol. De lijn van Adam ging niet verder via Abel, maar via zijn plaatsvervanger: Seth. De naam van Seth wordt in de Bijbel zelf verklaard met “ander zaad” Gen.4:25. Adam is een beeld van de oorspronkelijke wereld van Genesis 1 : 1. Abel is een beeld van de tegenwoordige wereld, die aan de ijdelheid onderworpen is. In plaats van hem kwam Seth. Hij is een beeld van de nieuwe schepping. “IJdel” betekent “leeg”; het heeft geen inhoud.

De schepping heeft geen inhoud. Dat heeft zij niet zelf verkozen. God heeft de wereld ijdel gemaakt. Het heeft geen vervulling in zichzelf. De schepping is onderworpen aan de slavernij van het verderf. Het is een ijdele dienst, die tot niets leidt. De gehele schepping is namelijk vergankelijk en zal verdwijnen. Alles wat de schepping dagelijks aan leven voortbrengt, kan nooit de vervulling van die schepping zijn, want al dat leven verdwijnt weer. Daarom vraagt men zich terecht af wat de zin van het leven is. De enige zin van het leven, is de dood. In werkelijkheid heeft het dus geen enkele zin. Het is allemaal ijdel.

De gelovigen weten dat de gehele schepping tezamen (als geheel) zucht en in barensnood is tot nu toe. Uit deze oude schepping moet een nieuwe schepping voortkomen. Die nieuwe schepping is reeds verwekt. Die wereld is zwanger. Alles in de natuur is gericht op de cyclus van voortplanting. Het lijkt wel alsof alles alléén maar draait om voortplanting. Het leven bestaat uit voortplanting om de soort in stand te houden en vervolgens uit sterven. Een jaar later gebeurt alles weer opnieuw, want het leven van dit jaar is het volgende jaar oud geworden en sterft. De cyclus blijft zich constant voortzetten. Hierdoor wordt het wezen van deze tegenwoordige wereld uitgedrukt. Daarom heeft God de schepping ook op deze wijze gemaakt in de zeven dagen van Genesis 1.

De huidige schepping wacht met verlangen op de dag waarop de volmaakte generatie zal worden voortgebracht. De mens heeft zich vermenigvuldigd en is veel geworden. Het enige doel daarvan was het voortbrengen van die ene Mens: Jezus Christus, de Zoon des mensen. Dit is inmiddels gebeurd en dit betekent dat alle doen en laten van de mens ijdel is.

Door het offer van de Here Jezus Christus heeft God de wereld veroordeeld. Bij die gelegenheid werd de schepping officieel dood verklaard. De enige functie van de oude schepping is het voortbrengen van de nieuwe schepping. Als dat gebeurd is, heeft deze oude schepping afgedaan en kan ze verdwijnen. Het Bijbelse principe is namelijk dat de vrouw sterft als de zoon geboren wordt. Het wordt uitgebeeld bij de geboorte van Benjamin, waarbij Rachel stierf Gen.35 : 16-19. Het is een universeel principe. Bij de geboorte van het kind is de vrouw in levensgevaar en feitelijk behoort ze te sterven.Wij weten dit meestal gelukkig te voorkomen, maar het is wel de natuurlijke gang van zaken.

Dit principe geldt voor alles in de schepping en ook voor de hemelen en de aarde. Zodra de nieuwe schepping tot stand gekomen is, verdwijnt de oude schepping. Wij leven in een tijd waarin de schepping zwanger is,maar in onze tijd is de bevalling feitelijk allang begonnen. De pijn om te baren neemt steeds meer toe.

De laatste/ de tweede Adam

Adam werd op aarde gezet als voorloper van de laatste/tweede Adam, Die aan het einde van de vierde bedeling – in de volheid der tijden, geboren werd. Hij is Degene in Wie de nieuwe schepping tot stand komt. Hij heeft de normale gang van zaken van deze wereld volledig doorbroken. Dat is tegennatuurlijk. Dat is juist, want een bevalling is tegennatuurlijk aan de zwangerschap die daardoor namelijk wordt opgeheven. Toch is het de enige manier. De moeder moét het kind loslaten en dat gaat niet vanzelf. Het moet echter wel gebeuren. God heeft in de gang van zaken in deze natuur ingegrepen.

De Here Jezus Christus stierf en dat was in principe een gewone gang van zaken. Hij stond echter op uit de doden en daarmee werd de vicieuze cirkel doorbroken. Door de opstanding uit de doden werd Hij de Eersteling van de nieuwe schepping. Dát was het doel van God! Gods verlossingsplan begon niet ná de val van Adam. De schepping van Adam op de zesde dag maakte onderdeel uit van het verlossingsplan van God. Dit geldt voor al het werk van God gedurende de zeven dagen. Zelfs het nederwerpen van de oorspronkelijke schepping van Genesis 1 : 1 maakt onderdeel uit van het verlossingsplan van God. De enige functie van Adam in dit geheel is het voortbrengen van die ene Mens: de Here Jezus Christus.

De problematiek rond de oorsprong van de zonde ligt niet vast op Adam, maar op dingen die zich in de oerschepping van Genesis 1 : 1 afspeelden. Het heeft alles te maken met de rol die de satan gespeeld heeft en die staat los van de persoon van Adam. Bij de verslaggeving van de zeven dagen in Genesis 1 is overduidelijk dat er dingen tot stand kwamen uit iets dat er al was. In Genesis 1 worden drie verschillende werkwoorden gebruikt:

  1. “Bara” Dit werkwoord “bara” betekent “scheppen”. Het woord lijkt veel op ons woord “baren”. Het komt voor in Genesis 1 : 1, 21, 27, 27, 27 en 2 : 3, 4.
  2. “Jatzar” Dit werkwoord wordt gewoonlijk vertaald met “formeren”. Het betekent “vorm geven”. Het staat in Genesis 2 : 7, 8.
  3. “Asah” Dit werkwoord wordt vertaald met “maken”. Het is een neutraal woord, dat “doen”, “ergens mee bezig zijn” betekent. In Genesis 1 : 7, 11, 12, 16, 25, 26, 31 en 2 : 2, 2, 3, 4 treffen we het aan.

Als deze drie begrippen gebruikt worden, dan staat “bara” voor het tot stand brengen van iets uit niets. “Jatzar” heeft daarbij de betekenis van “iets vormgeven vanuit een bepaalde grondstof”. Die grondstof kan eventueel door scheppen tot stand gekomen zijn. “Asah” heeft binnen dit verband de betekenis van “afwerken”, “completeren”. Er zijn enkele Bijbelverzen die bewijzen dat deze drie woorden niet hetzelfde weergeven.

“Een ieder, die naar Mijn Naam genoemd is, en dien Ik geschapen heb tot Mijn eer, dien Ik geformeerd heb, dien Ik ook gemaakt heb. ” Jes. 43 : 7

Hier worden alle drie werkwoorden op de mens van toepassing gebracht. De mens is gemaakt uit niets, maar hij is tevens – wat zijn aardse verschijning aangaat – geformeerd uit het stof van de aardbodem. Bovendien is hij gecompleteerd.

“Want alzo zegt de HEERE, Die de hemelen geschapen heeft, Die God, Die de aarde geformeerd, en Die ze gemaakt heeft; Hij heeft ze bevestigd, Hij heeft ze niet geschapen, dat zij ledig zijn zou, maar heeft ze geformeerd, opdat men daarinwonen zou: Ik ben de HEERE, en niemand meer.” Jes.45 : 18

Ook hier worden alle drie werkwoorden gebruikt. Het gaat om verschillende dingen. God heeft het gemaakt uit niets (= scheppen; bara), vervolgens geformeerd (jatzar) en tenslotte gecompleteerd (asah). In den beginne schiep (bara) God de hemelen en de aarde. Daarna heeft hij de aarde opnieuw geformeerd en gemaakt (gecompleteerd). Op de derde dag formeerde Hij de aarde. Op diezelfde derde dag heeft Hij de aarde verder gecompleteerd doordat de aarde voortbracht. In verband met de derde dag wordt het woord “scheppen” (barah) niet gebruikt, want God schiep toen niets Gen.1:912. De aarde bracht de planten voort. God schiep die niet op de derde dag, maar de aarde bracht voort. God heeft die planten uiteraard wel geschapen, maar dat gebeurde “in den beginne”.

De aarde bracht slechts voort wat in haar was. Het was uiteraard geen natuurlijk proces,want dit alles gebeurde op één enkele dag en het was dus een wonder van God. In verband met de vierde dag wordt evenmin over “scheppen” gesproken. God maakte (asah) de lichten in het uitspansel. Hij werkte eraan,waardoor zij gecompleteerd werden. Op de eerste dag verscheen het licht, maar er staat niet dat het toen geschapen werd.Dat gebeurde ook niet.Op de eerste dag verscheen het licht, terwijl op de vierde dag de zon, maan en sterren pas daadwerkelijk gingen functioneren. Pas op de vijfde en zesde dag is er sprake van scheppen.

De dieren en de mens werden geschapen,omdat het leven dat op die dagen tot stand kwam geen voortzetting was van het leven van de oorspronkelijke dierenwereld en mensheid. Het was een totaal nieuw begin. Daarom was het een scheppende werking van God. Wanneer de Bijbel over het tot stand komen van het lichaam van de mens spreekt, wordt dat “formeren” genoemd Gen.2:7. Het inblazen van Gods Geest was de scheppende activiteit van God. Alle activiteiten van God in de zeven dagen hebben te maken met het herstel van een gevallen wereld. Het enige doel ervan is het voortbrengen van de nieuwe schepping.

Dit principe komt in de hele Bijbel tot uitdrukking.Het oude verbond werd tot stand gebracht,opdat het verdwijnen zou en plaats zou maken voor het nieuwe verbond. De tabernakel was slechts een tijdelijk huis van God en dat moest verdwijnen. De stad Jericho werd verwoest en mocht van God uitdrukkelijk niet herbouwd worden. Toch werd zij herbouwd, maar zij werd vervolgens opnieuw verwoest. Jericho werd herbouwd op de zonen van de bouwer van de stad 1Kon.16 : 34. De stad is een beeld van de wereld die werd verwoest en feitelijk niet hersteld mocht worden. Zij werd toch opnieuw gebouwd, maar dat ging ten koste van de Zoon van de Bouwer.

In dat herbouwde Jericho werden blinden gevonden, die ziende gemaakt werden. Zij zijn een beeld van de mensheid in deze tegenwoordige wereld. De Heer kwam in dat Jericho (= in deze wereld) op weg naar Jeruzalem. De mensen waren blind geboren (ze konden er niets aan doen dat zij als blinde geboren werden) en de Heer genas hen. Dit is met de gelovige ook gebeurd. Hij leefde in Jericho (= de wereld) en zijn ogen zijn door de Heer geopend (bij zijn wedergeboorte). Wie niet genezen wil worden, hoeft niet. De blindgeborene riep de Heer aan: “Gij Zone Davids”. Hij wist precies wie de Heer was. Hij werd door de Heer genezen. Dit gebeurt met ieder mens die de Heer in geloof aanroept. De hoer in Jericho, Rachab, verborg de twee verspieders twee dagen. Dat is logisch,want opstanding vindt pas op de derde dag plaats. Op de eerste dag stierf de Heer. Op de tweede dag lag Hij in het graf en op de derde dag stond Hij op. De huidige wereld komt overeen met de tweede dag.

Alles in deze wereld wordt gekenmerkt door een twee (dualiteit). Er is voortdurend sprake van scheiding:

  • duisternis  <—->  licht
  • nacht  <———->  dag
  • beneden  <——>  boven
  • links  <———–>  rechts

Dit principe van de drie dagen gaat op veel niveaus op: de Heer.., Jona.., Israël.., enz..

Wedergeboren

Dit principe geldt ook voor de schepping. Het past volledig binnen het patroon van de Bijbel. Het verklaart Gods plan met de wereld. Dit plan wordt uitgewerkt en komt overal in de Schrift naar voren. De gevallen/ onvruchtbare wereld blijkt toch zwanger te worden en voort te brengen. Dit wordt door zeer veel onvruchtbare vrouwen uit de Bijbel uitgebeeld.

De oude schepping ziet uit naar het tot stand komen van die nieuwe schepping. De schepping is in zichzelf zinloos. Zij bestaat, opdat zij iets zou voortbrengen. Dit principe geldt voor alles in de schepping en dus ook voor de mens. Het leven van de mens heeft geen vervulling in zichzelf. Het is de bedoeling dat in dat oude leven van de mens nieuw leven geplaatst wordt. Er moet een conceptie plaatsvinden. De mens dient namelijk wedergeboren te worden uit onvergankelijke zaad 1 Petr.1 : 23.

De gelovige zelf zucht ook, evenals de schepping. Hij verwacht de Zoonstelling (= de aanstelling tot kinderen), namelijk de verlossing van zijn lichaam Rom.8 : 23. De gelovige is eveneens zwanger, omdat hij nieuw leven in zijn oude leven heeft ontvangen. Dat nieuwe leven zal geopenbaard worden op het moment dat het oude lichaam zal worden weggenomen. Dat vindt plaats bij de opname van de Gemeente.

Door Ab Klein Haneveld

https://www.bijbelspanorama.nl/  https://www.bijbelstudie.nl/