ZEKERHEID VOOR DE EEUWIGHEID
De leer van “eens gered, altijd gered” is ook in evangelische kring onderwerp van verhitte discussie. Maar kan de zaligheid wel eeuwig leven worden genoemd als het een tijdelijke staat is die wij zelf moeten continueren? Sterker nog, kan het genade heten als wij het zelf moeten vasthouden? Zoals de apostel Paulus het vastlegde is de zaligheid niet door werken, maar door genade alleen, door geloof in Jezus Christus. Rom. 3:27-28 Niet door werken kunnen wij genade verdienen, noch door iets te doen kunnen wij genade vasthouden.
“En indien het door genade is, zo is het niet meer uit de werken; anderszins is de genade geen genade meer; en indien het is uit de werken, zo is het geen genade meer; anderszins is het werk geen werk meer.” Rom. 11:6 info
Genade is genade, vóór en nadat wij wedergeboren zijn. God verandert de regels niet nadat wij zijn gered.
In tegenstelling tot de heersende opvatting spelen mijn inspanningen geen rol, tenzij ik God afwijs. Toegeven aan het Evangelie is overgave; weerstand bieden is een krachtsinspanning. Werken is niet aan de orde tenzij ik werk tégen de Geest van God. Zaligheid komt zonder inspanning, maar afwijzing is inspanning. Als ik moest werken om mijn behoud te bewaren zou dat een inspanning mijnerzijds zijn en iets om in te roemen. Maar de Bijbel zegt:
“Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave. Niet uit werken, opdat niemand roeme.” Ef. 2:8-9
Als gered blijven mijn eigen inspanning was had dit schriftgedeelte geen betekenis. Waar is de genade als ik mij erop kan beroemen mijn zaligheid vast te houden? Men mag dan beweren, dat wij gered wórden door genade en gered blíjven door werken van zekere aard, het is in strijd met het Woord van God.
De wet houden?
De Bijbel zegt,
“dat Hij, Die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op den dag van Jezus Christus.” Fil. 1:6
Na ons behoud verandert er niets. Genade redt ons, genade werkt in ons, en genade brengt ons thuis. Wie vertrouwt op werken noemt het wellicht niet “de wet”, maar wie zegt dat bepaalde inspanningen moeten worden verricht om de zaligheid vast te houden, leert in werkelijkheid dat onze rechtvaardigheid is uit de wet, of uit het houden van zekere regels om God te behagen. Zelfs in oudtestamentische tijd werd men niet behouden door de wet. Men werd behouden door geloof in wat God beloofd had te zullen doen door Jezus Christus. Als oudtestamentische gelovigen de wet onderhielden was het uit geloof in wat God eenmaal in Christus zou openbaren. De wet was een schaduw van toekomende dingen, Heb. 10:1 en wees vooruit naar het kruis.
Inmiddels is Christus geopenbaard en is Hij zowel hun als onze Verlosser. Nooit was het geloof in de wet waardoor gelovigen werden gerechtvaardigd. De echte gelovigen geloofden in het Woord van God en hun geloof kwam tot uitdrukking in het onderhouden van de wet. Zij vertrouwden niet op hun werken, maar op God. Vandaag is dat niet anders. Wie zegt dat hij is gered door genade en gered blijft door het houden van regels, ontneemt het werk van Christus zijn kracht. Zie wat de Schrift zegt:
“Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft. Ik doe de genade Gods niet te niet; want indien de rechtvaardigheid door de wet is, zo is dan Christus tevergeefs gestorven.” Gal. 2:20-21
en:
“Christus is u ijdel geworden, die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; gij zijt van de genade vervallen. Want wij verwachten door den Geest, uit het geloof, de hoop der rechtvaardigheid.” Gal. 5:4-5
Wij worden gewaarschuwd ons niet te wenden van de genade naar de wet, want dan vervallen wij van de genade. Wij leven dan niet in de genade van God maar in onze eigen rechtvaardigheid, Rom. 10:3 waaraan God geen welgevallen heeft.
Mijn eigen rechtvaardigheid betekent voor God niets.
“Al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed.” Jes. 64:6
Maar:
“mijn God….. heeft mij bekleed met de klederen des heils, de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan.” Jes. 61:10
Dit komt overeen met:
“Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.” 2Kor. 5:21
En ook met:
“Doch dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die den goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid.” Rom. 4:5
Wij zijn niet rechtvaardig, maar ontvangen Gods rechtvaardigheid. Wat kunnen wij doen om zo rechtvaardig als God te worden? Niets! En indien wij het toch proberen worden wij gelijk de vodden als hierboven in Jes. 64:6.
Voor altijd gered?
Het probleem met de leer “eens behouden, altijd behouden” is, dat velen denken gered te zijn terwijl zij dat niet zijn! Steeds wanneer we in de Bijbel mensen het geloof zien loslaten wordt ons gezegd dat zij geen gelovigen waren!
“Zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons gebleven zijn; maar dit is geschied, opdat zij zouden openbaar worden, dat zij niet allen uit ons zijn.” 1Joh. 2:19
Als een Christen afvalt, brengt God hem terug. Dat is het werk van Christus als “de goede Herder”.
“Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij. En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken.” Joh. 10:27-28
Wij leven in een verleidelijke wereld. Echter, wij hebben de belofte dat de zijnen Zijn stem zullen horen en niet verloren kunnen gaan. Omdat Hij hen vasthoudt.
Verleiding heeft twee oorzaken: de ene is onwetendheid, de andere is keuze. Als iemand wordt verleid door onkunde zal hij Gods stem herkennen als de waarheid wordt onderwezen. Als daarentegen iemand de leugen kiest boven de waarheid, zal hij niet terugkeren tenzij hij inziet dat zijn keuze waardeloos is. Velen belijden hun geloof om er beter van te worden. Zij willen niet de hel, zij willen de hemel! Zij willen bevrijd worden van de last van hun schuld. Wie een zware last aflegt zal een emotioneel hoogtepunt bereiken. Maar als de emotie wegzakt en men heeft zich niet werkelijk overgegeven aan Jezus Christus, de Heer en Meester, zal men terugvallen omdat men niet werkelijk Zijn eigendom is.
De zaligheid heeft vele aspecten. Maar uiteindelijk is de keuze voor genade een verlangen naar God. Een mens moet ervoor kiezen zijn eigen leven af te leggen en zich over te geven en te onderwerpen aan God. Velen, ook kerkelijken, willen Jezus wel als Zaligmaker, maar niet als Heer. Als Meester. Zij hebben zich niet werkelijk overgegeven. Het bewijs is, dat zij worden getrokken door de wereld en die als hun meester zullen volgen. Hun trouw was altijd al aan de wereld en zij zullen daar uiteindelijk naar terugkeren. Soms blijven zij kerks, maar tegelijkertijd werelds.
Blijk van zaligheid
Bewijs van behoud vinden wij bij Johannes:
“En hieraan kennen wij, dat wij Hem gekend hebben, zo wij Zijn geboden bewaren. Die daar zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, die is een leugenaar, en in dien is de waarheid niet; Maar zo wie Zijn Woord bewaart, in dien is waarlijk de liefde Gods volmaakt geworden; hieraan kennen wij, dat wij in Hem zijn. Die zegt, dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft.” 1Joh. 2:3-6
Wet en genade scheiden hier de schapen van de bokken. Wie probeert zichzelf te rechtvaardigen heeft de eeuwige opdracht zich te meten aan Gods norm. Frustratie, onzekerheid en verbittering dienen zich voortdurend aan, omdat wij nu eenmaal niet kunnen voldoen aan de door de wet gestelde standaard.
- Hoe kan ik wandelen als Hij? 1Joh. 2:6
- Hoe kan ik navolger zijn van Christus? Ef. 5:1
- Hoe kan ik veranderd worden naar Zijn Beeld? Rom. 8:29
Naar de mens is dit onmogelijk. En zij die het proberen wandelen buiten de genade en zullen nooit de vrede kennen van een levende en lievende relatie met God. Zelfs hun goede daden zijn in Gods ogen zonde. Goede werken met zelfzuchtige motieven zijn immers geen goede werken.
- Zelfrechtvaardiging is niet alleen zelfzuchtig maar bovendien geworteld in hoogmoed. God zei, dat ik mijzelf niet kan rechtvaardigen. Wie denkt Gods Woord te kunnen overtreffen is, per definitie, zondig in zijn beweegredenen. Wie daarentegen God liefheeft zal de Heere Christus navolgen, omdat het dat is wat hij of zij wil. Hij zal zich niet richten op zijn werken, maar op zijn relatie met de Heer. En dan is het die Heer, Die hem gelijkvormig maakt aan Zijn beeld en genade geeft om te wandelen zoals Hij.
Het enige wat de gelovige zou dóén is “met vrijmoedigheid toegaan” tot Hem. Heb. 4:16; 10:22 En daaruit zal een verlangen worden geboren om te zijn en te wandelen als Hij. Dan zal het kind van God dorst en honger hebben naar Zijn Woord en daardoor groeien naar volwassenheid. Het komt aan op verlangen. Wie de wereld verlangt, maar de hemel wil, weet niet wat de hemel tot hemel maakt. De hemel is geen hooggelegen vakantieoord. De hemel is een eeuwig koninkrijk, gecentreerd om een liefdesrelatie met de Heere Jezus Christus. Wie de hemel wil, maar geen gemeenschap met God, wil de hemel niet werkelijk.
Een relatie met God eist dat ik sterf voor mijzelf en leef voor Hém.
“Daarom, alzo wij een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen, laat ons de genade vast houden, door dewelke wij welbehagelijk Gode mogen dienen, met eerbied en godvruchtigheid. Want onze God is een verterend vuur.” Heb. 12:28-29
Velen willen een koninkrijk dat henzelf past. De ware gelovige daarentegen verblijdt zich in de belofte van een koninkrijk gecentreerd om Christus, en vindt zijn vreugde in het dienen van Hem. Als ik nú weiger God te dienen terwijl ik een keus heb, waarom zou ik dan verlangen naar een plaats waar het dienen van God mijn enige optie is? Werken zijn het bewijs dat ik werkelijk een verandering van burgerschap heb ondergaan. Ik dien mijn Heer nú, omdat ik Hem liefheb en ben vereerd om te worden gebruikt in Zijn tegenwoordige werk. Wie God niet liefheeft en geen blijdschap beleeft aan Zijn dienst zou zijn leven moeten onderzoeken om te zien of hij werkelijk Hem toebehoort. Degenen die “afvallen van het geloof” hebben het geloof verloren in hún god. Niet ónze God. Wellicht nóémen zij hem de God van de Bijbel, maar zij hebben hem gemaakt naar hun eigen beeld, in plaats van zich te laten veranderen naar Zíjn Beeld. Wellicht geloven zij in Jezus, maar zij hebben zich nooit aan Hem onderworpen. Wie Hem toebehoort zal zich niet afwenden zonder een verlangen tot terugkeer.
De bekende vraag luidt: Als iemand ooit een christen was en hij wordt een atheïst, verliest hij dan zijn zaligheid? Het antwoord is:
“Een iegelijk, die uit God geboren is, die doet de zonde niet, want Zijn zaad blijft in hem; en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. Hierin zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels openbaar. Een ieder, die de rechtvaardigheid niet doet, die is niet uit God, en die zijn broeder niet liefheeft.” 1Joh. 3:9-10
Kan een kind van God ongelovig worden? Nee, niet volgens de Schrift. Maar een godsdienstig iemand kan dat. Iemand die zich christen noemt kan dat. Maar iemand waarin de Heilige Geest woont kan dat niet. Althans niet voor lang. Men kan ontmoedigd worden en “afhaken”, maar de inwonende Geest, Christus Zelf, zal Zijn werk doen en hem bewerken tot hij terugkeert.
“Dit is een getrouw woord; want indien wij met Hem gestorven zijn, zo zullen wij ook met Hem leven; Indien wij verdragen, wij zullen ook met Hem heersen; indien wij Hem verloochenen, Hij zal ons ook verloochenen; Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw; Hij kan Zichzelven niet verloochenen.” 2Tim. 2:11-13
De sleutel is hier “indien wij met Hem gestorven zijn.” Wie afvalt van het geloof is nooit aan zichzelf gestorven.
De vraag betreft de zinsnede “Hij zal ons ook verloochenen”. Wat is het precies dat hij met betrekking tot ons verloochent? Is het ons behoud, onze zaligheid? Dat kan moeilijk, omdat vervolgens gezegd wordt dat Hij trouw blijft aan de trouwelozen die met Hem gestorven zijn. Denk eraan dat Petrus de Heere Jezus drie maal verloochende en nadien hersteld werd om alsnog te worden tot rots (Petra) van de Gemeente.
“Indien wij verdragen, wij zullen ook met Hem heersen; indien wij Hem verloochenen, Hij zal ons ook verloochenen“. vers 12 is blijkbaar eigenlijk een parenthese, waarin wordt gezegd dat als wij Hem verloochenen door te weigeren Hem als Heer en Meester te erkennen in de praktijk van ons leven, Hij ook ons in de praktijk niet zal erkennen als Zijn dienstknechten die van Hem afhankelijk zijn!
Ook de woorden van de Heiland Zelf werpen licht op deze kwestie.
“Niet ieder, die tot Mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet den wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere! hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam duivelen uitgeworpen, en in Uw Naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid werkt!” Mat. 7:21-23
Zij noemden Hem weliswaar Heer, maar ontzegden Hem Zijn rechtmatige positie als Meester. Als zij voor Hem staan zal Hij ontkennen dat zij de Zijnen zijn. Ondanks hun werken zal Hij hen “werkers der ongerechtigheid” noemen en hen oordelen als ongelovigen.
Alles bij elkaar belooft de Bijbel ons zekerheid. Als wij ontrouw worden blijft Hij getrouw. Hij zal ons niet toelaten terug te keren in de positie van ongelovig en onverlost.
Wie is verlost?
Dat is de werkelijke kwestie.
Het bewijs van verlossing is dat men wordt veranderd naar het beeld van Gods Zoon. Het bewijs dat men Hem niet toebehoort is dat men afhaakt. En daartussenin bevinden zich de velen die een hart hebben voor de wereld en religieus zijn, zonder een hart te hebben voor God. Dit zijn de lauwen, die zich veilig wanen; maar God zal ze uit Zijn mond spuwen. Op. 3:15-16
Anderen zijn als “de verloren zoon”. Zij zijn ontrouw en worden verleid, maar hun hart behoort aan hun Heer en dus keren zij uiteindelijk terug. En zo weet uiteindelijk God alleen wat iemands geestelijke positie is. Van buiten kunnen wij iemands zaligheid niet beoordelen. Wij kunnen handel, wandel en woorden beoordelen, maar alleen God kent het hart. 1Sam. 16:7
- Wij kunnen alleen onze eigen levens onderzoeken en oordelen aan de hand van het Woord der Waarheid. 1Kor. 11:28-32
Ieder van ons moet zich aan Hem overgeven óf kiezen voor de wereld. Mat. 6:24
En die twee gaan niet samen!
Door Ab Klein Haneveld
https://www.bijbelspanorama.nl/ https://www.bijbelstudie.nl/